donderdag 21 juli 2011

VINGER

Gisteren stond er een ingezonden stuk in de Volkskrant van de hand van Piet van Geel, vroeger mijn hoofd bij de afdeling Beleid, tegenwoordig ondervoorzitter van de Commissie Gelijke Behandeling. De CGB, de club die als het aan Wilders had gelegen al lang en breed was opgeheven.

Aanleiding van het stuk was het redactioneel commentaar van Raoul du Pré over de zaak van de juwelier die Marokkanen en Antillianen wil weren uit zijn zaak. Dit omdat hij al diverse keren is beroofd en gemolesteerd door overvallers die tot die groepen behoren. Inmiddels zit de goede man in een rolstoel door gewelddadigheden tijdens de laatste beroving, dus hij heeft op zich genoeg reden om pissed te zijn. De krant vermeldt in dit soort gevallen altijd fijntjes dat het een Wilders-stemmer betreft. Nu heeft de juwelier dat zelf gezegd tegen de journalist van dienst, maar toch, hij heeft wel een levensgroot stempel op zijn voorhoofd. De Volkskrantlezer weet wat voor vlees hij in de kuip heeft.

Het moet zeker dertig jaar geleden zijn dat er een Postbus 51-spotje werd uitgezonden over winkeldiefstal. Ik heb dat waarschijnlijk zo goed onthouden omdat ik de reclame doodeng vond. Een angstaanjagende en prototypische dief met enorm lange vingers en nagels keek heel gemeen de camera in. Daarop zei een donkerbruine stem, omgeven door galm: 'Als je iemand met lange vingers ziet moet je oppassen!' De conclusie van het spotje is uiteraard dat het heel makkelijk zou zijn als elke dief herkenbaar was aan zijn lange vingers, maar dat dat in de praktijk niet het geval is. Je moet dus altijd goed blijven opletten, voorkomen is beter dan blussen.

Stel dat inderdaad winkeldieven en ach, laten we overvallers er ook gelijk bij nemen, te herkennen zouden zijn aan hun lange vingers. Zonder uitzondering, één op één: winkeldief = lange vingers, lange vingers = winkeldief. Bij de ingang van zijn zaak posteert een juwelier een sportschoolmannetje met een V op zijn jasje. Zijn taak: mensen met lange vingers de toegang ontzeggen.

Zou in voorkomend geval de CGB een sterke zaak hebben als iemand met lange vingers zich tot haar wendt omdat hij zich ongelijk behandeld voelt? Ik denk het wel. Er is sprake van ongelijke behandeling, want iedereen is voor de wet gelijk en moet ook in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Dat is allemaal mooi en aardig, maar met een langevingercheckpoint voor elke winkeldeur behoort winkeldiefstal tot het verleden. Je zou haast denken dat dat een groter belang dient, alhoewel je enorm uit moet kijken met personen die grotere belangen zeggen te dienen. Potentaten en dictatoren in de dop.

De CGB vindt uiteraard dat de oplossing van de juwelier - de échte juwelier in een land zonder mensen met lange vingers - niet kan en mag. In die zaak zullen ze vast gelijk krijgen, alhoewel de tijdgeest ondertussen hele andere dingen roept: 'Wraak, lik op stuk, zwaarder straffen, terugsturen!' De tijdgeest, het blijft een naar mannetje. Als onze Marokkanen en Antillianen niet eens meer naar de juwelier mogen om hun met stressvolle en noeste arbeid verdiende zwarte geld te kunnen inwisselen voor wat bloeddiamanten voor die meisje, waar moet het dan heen met Nederland?

dinsdag 19 juli 2011

ZIEK

Ik loop vlak voor sluitingstijd een bloemenwinkel in en vraag om een boeket in warme kleuren van 15 a 20 euro. Ik bedenk me dat het ontzettend dom is om een bos bloemen te kopen tussen de 15 en 20 euro, want dan weet je dat ie sowieso 20 euro gaat kosten. De middelbare scholiere, een fleurist in opleiding gok ik, begint heel blij en schijnbaar volstrekt willekeurig bloemen uit bossen te trekken en legt die op een tafeltje. Ik heb haast, het duurt lang en het boeket slaat nergens op.

De eigenaresse van de zaak gaat zich er ook nog even tegenaan bemoeien en doet af en toe een bloem terug en pakt er een andere voor in de plaats. Eveneens op een volstrekt willekeurige wijze. Een goede opleiding. Als ze de bloemen samen bindt en mij vraagt wat ik er van vind, zeg ik dat ik het een heleboel bloemen bij elkaar vind, maar geen boeket. Als in een reflex antwoordt de eigenaresse: 'O, u wilt meer iets symmetrisch?' Wanhoop maakt zich van me meester, ik zeg: 'Nee, ik wil alleen een bos bloemen, en graag snel wat ik heb haast!' De bloemen die maar geen boeket kunnen worden zitten inmiddels in doorschijnend folie en kosten gezamenlijk exact 20 euro.

Als ik naar buiten ga merk ik dat ik de sleutel van vriendins huis niet bij me heb, dus helaas, geen 'welkom thuisboeket'. Niet echt handig, met zo'n megaboeket naar het ziekenhuis.

---

Door de ellenlange lichtstraat van het ziekenhuis loop ik naar de lift. Ik loop langs een open kamer waar een hopeloos stukje mens vastgebonden aan iets tussen een bed en een stoel in rare keelklanken uitstoot. Zonder zoeken vind ik de kamer waar vriendin ligt. Ik stap naar binnen met de enorme bos bloemen. Op de kamer zijn nog drie mensen, allemaal wat ouder, die ook net zijn geopereerd. Het ziet er weinig opbeurend uit. Verplichting tot voyeurschap. Vriendin is nog behoorlijk suf van de narcose en diverse pilletjes. Ze heeft nog wat naalden in zich waar infusen aan hebben gezeten. De bos bloemen past onder het bed.

Vriendin wil zo snel mogelijk naar huis, zo'n ziekenhuis is niet bepaald de plek waar je wil zijn. Af en toe wordt er een gordijntje dichtgetrokken als iemand aan nader onderzoek wordt onderworpen. Een schijn van privacy is. Maar elk gesprek, elk kuchje krijg je mee. Zoals vriendin al zegt: in het ziekenhuis wordt het laatste stukje decorum bij iedereen de nek omgedraaid.

Vriendin houdt eerst nog dapper vol dat ze wel naar huis kan lopen, maar een tocht van zeven meter naar het toilet maakt duidelijk dat dat geen optie is. Vriendin neemt een hartversterkend bouillonnetje, ik ga op zoek naar een rolstoel. Na een paar minuten wachten komt er een snikhete lift vol mensen die allemaal naar beneden moeten. De lift kiest pesterig de weg naar boven en stopt tot de bovenste verdieping op elk tussengelegen station. Je denkt nog: het zal toch niet, dat ie naar beneden ook alle verdiepingen weer aan doet, maar toch doet ie het! Het is een prachtig sociologisch experiment, onbekenden bij elkaar opgesloten in een te warme ruimte, maar op dit moment is het weinig praktisch.
Als ik uiteindelijk vriendin rolstoelsgewijs naar de taxi heb begeleid kunnen we naar huis.

---

Na een week mogen we terug voor de uitslag. Het weggehaalde ding is op een kweekje gezet, en vandaag worden we geïnformeerd hoe erg het is, of hoezeer het meevalt. We zitten tussen tientallen wachtende mensen. Na een paar weekjes ziekenhuis herken je je lotgenoten. Het is een uiterst vreemde sfeer, mensen allen wachtend op zwaarden van Damocles. De NS kan een voorbeeld nemen aan het ziekenhuis: op displays is te lezen dat dokter Out een half uur vertraging heeft. Op de videoschermen is te zien dat het OLVG ook leuke dingen doet en dat ze helemaal into social media zijn.

We zijn aan de beurt en nemen plaats in een soort spreekkamer met een ziekenhuisbed, een tafeltje met computer en drie stoelen. De wanden zijn leeg op een houder met latex handschoenen in diverse maten en een poster met de menselijke organen na. Daarop valt te lezen wat voor vreselijks je allemaal kunt krijgen, van levercirrose tot aambeien. Van de lijst met mogelijkheden heb ik alleen de appendicitis gehad. Althans...

Dokter Out komt binnen met een stagiair. We zitten gespannen aan tafel, te wachten op ons eigen zwaard. De stagiair mag blijven van ons, dr. Out valt direct met de deur in huis: het valt mee. Geen uitzaaiingen, een klein tumortje en langzame groeier bovendien. Het best denkbare nieuws, met alleen maar vijf weken lang vijf keer per week bestralen ben je op zo'n moment maar wat blij. Met dien verstande dat je pas na 10 jaar officieel kankervrij kunt zijn en dat het hele circus nog lang niet is doorlopen.

Om de goede afloop te vieren drinken we een fles champagne leeg. En daarna nog wat. En daarna gaan we naar het Turks restaurant, waar we ook naartoe zijn geweest toen we te horen kregen dat het niet goed zat en ons werd verteld dat er geopereerd moest worden. We hebben die avond een foto laten maken door zo'n Aziatisch manneke dat daar met rozen en een enorme direct-klaar-camera langs de tafels kwam. De foto is een weerslag van een slechtnieuwsgesprek. Lange gezichten. De man komt deze avond helaas niet langs, dus geen foto.

Omdat je dit soort momenten toch echt goed moet vieren gaan we nog op een terras een klein afzakkertje drinken. We zijn blij als er een Aziatisch manneke langskomt met een bos rozen en een enorme camera om zijn nek. Dan kunnen we ook dit moment vastleggen. Niet voor het nageslacht, maar voor later.

zondag 17 juli 2011

VLOED

Een van de boeken die ik op het moment aan het lezen ben is Ararat van Frank Westerman. Ik houd erg van het soort boeken dat Westerman schrijft en heb inmiddels de meeste werken van zijn hand gelezen. Ararat spreekt me daarvan het minste aan, alhoewel die conclusie is gebaseerd op het lezen van twee derde deel van het boek. Aan de beklimming van de Ararat, waar het boek naar toewerkt, ben ik nog niet toegekomen.

In Ararat is Westerman op zoek naar het moment waarop of de reden waarom hij van zijn geloof is gevallen. Zijn gereformeerde geloof wel te verstaan. De reden is het zondvloedverhaal, waarbij de ark van Noach na tijden ronddobberen blijft steken op een berg. Dat verhaal staat zowel in de Bijbel als de Koran als de Torah. Velen - vooral Turken en Armeniërs - zijn er van overtuigd dat de Ararat die berg is. Het zondvloedverhaal komt overigens in nog veel meer versies voor. De oudste versie is duizenden jaren ouder dan de Bijbelse tijd.

Als onderdeel van de voorbereiding op zijn zondvloed- en Araratexpeditie gaat Westerman wadlopen naar Rottumerplaat. Want wadlopen en zondvloed zijn verenigbare grootheden. In het boek wordt gerefereerd aan een groep buitenlandse studenten die in 1980 werd overvallen door het tij, waarbij een van de deelnemers - een Irakees - verdronk en een ander - een Chinees - eenmaal aan boord gehesen van de ark sterft aan een hartstilstand.

In het jaar 1992 zat ik met mijn toenmalige vriendin in restaurant River Kwai. We waren er met een internationaal gezelschap van een man of tien: schoonouders, zus, broer, aanhang en nog een aantal Aziaten waarvan het mij niet helemaal duidelijk was wat zij daar deden. Vriendin had als geboorteland Dacca, Oost-Pakistan in haar paspoort staan, dus erg keek ik er niet van op. Haar vader zat bovendien in het ontwikkelingswerk en reisde daarvoor geregeld naar Zuid-Oost Azië.

Het eten was prima - ik herinner mij nog de kokoscurry met ananas en overheerlijke gekruide rijst - en de stemming een beetje vreemd. Dat de stemming vreemd was verbaasde me niet, want de familie, en met name pa, had wel last van rare nukken. Hij zei meestal bijzonder weinig, heel sociaal was hij niet. Ik werd de eerste keer dat ik bij hun thuis was al gewaarschuwd dat ik niet op die ene plek op de bank moest gaan zitten, want dat was zijn plek. Als hij niet in zijn hum was, was hij licht ontvlambaar en liep iedereen de hele dag op hete kolen door het huis.

Ik weet niet of mijn opmerkingsvermogen me in de steek liet die dag, maar wat mij betreft als donderslag bij heldere hemel zat ergens halverwege het diner ineens de halve tafel te huilen, en niet een beetje... er was geen redden aan! Men zocht steun bij elkaar, er werd getroost, er waren tranen van verbondenheid, er werden zinnen gestart in vaag Engels die hun einde niet haalden omdat ze uitmondden in een jammerende stotter.

Ik had nog steeds geen idee wat er aan de hand was. Tot vriendin tussen een paar snikken door vertelde dat de Aziatische tafelgenoten in 1980 als student hadden deelgenomen aan de desastreus verlopen wadlooptocht. Zij waren er bij toen het daar gruwelijk uit de hand liep en vriendins vader was een van de leiders van het wadloopclubje, of het was op zijn minst zijn idee om te gaan wadlopen. Het was een reünie van het wrange soort. Het was een gezamenlijke herbeleving van dat vreselijke moment, en voor de familieleden die er niet bij waren, van de waarschijnlijk vreselijke nasleep. Schuldgevoel leidt tot veel nasleep.

Het vreemdste was dat mij van tevoren helemaal niets was gezegd over de tafelgenoten, behalve dan dat het een paar oud-studenten waren die waren overgekomen naar Nederland. Het drama was binnen de familie blijkbaar volstrekt onbespreekbaar was. Achteraf vroeg ik vriendin wat er nou precies was gebeurd die dag, wat de rol van haar vader was, waarom er niet over gepraat werd. Maar ja, er werd niet over gepraat. Als het etentje niet ontaard was in zo'n prachtige huilpartij dan had ik het waarschijnlijk nooit geweten. En als ik Ararat niet had gelezen dan had ik er op dit moment ook niet aan gedacht.

zaterdag 16 juli 2011

HhhH

Alweer een tijdje terug heb ik HhhH gelezen van Laurent Binet. HhhH staat voor Himmlers hersenen heten Heydrich, de bijnaam van Heydrich binnen de SS. Een intrigerende titel. Het is maar goed dat het boek niet is genoemd naar die andere bijnaam van Heydrich, het blonde beest. Dikke kans dat ik het boek dan niet had gekocht.

HhhH gaat over operatie Anthropoid, een vanuit Londen door gevluchte Tsjechen uitgedachte en uitgevoerde aanslag op Heydrich in mei 1942 in Praag. Heydrich bestiert het door de Duitsers ingelijfde Tsjechië in die tijd als een beul. De Tsjechen liepen na de annexatie niet bepaald als makke schapen achter de nieuwe Duitse leiders aan. Heydrich werd daarop ingevlogen om de boel eens stevig in het gareel te schoppen, met gebruikmaking van alle mogelijke en noodzakelijke middelen. Je krijgt respect voor de Tsjechen, die niet de lulligsten zijn als het gaat om het incasseren van een bak ellende. Je kunt je goed voorstellen dat een aantal jonge parachutisten zijn leven wil wagen met het plegen van een aanslag op zo'n gehate man. Wie was Heydrich ook al weer? Inderdaad, een van de grote mannen achter de holocaust.

Het boek is vreemd opgebouwd. Het verhaal wordt stelselmatig onderbroken door overpeinzingen door historicus Binet over problemen met het gebruik van bronnen. Welke bron moet je geloven, voor welke niet, voor welke bron kies je als basis voor het verhaal, wat mag je als schrijver er bij romantiseren, wat is ongepast? Het is interessant te zien welke keuzes de schrijver maakt en waar hij zijn twijfels heeft over het beeld dat hij schetst. Dan realiseer je je dat iedereen die een op de werkelijkheid gebaseerde roman schrijft dit soort keuzes maakt. En dat die volledig bepalen welk beeld jij dus krijgt voorgeschoteld.

Het eigenlijke verhaal is op zichzelf al superspannend en Binet maakt het - of het nou de voorbereidingen op de operatie zijn die ondermijnd worden door onbetrouwbare types, of het nu de eigenlijk aanslag is of de gruwelijke nasleep - nog extra spannend door de uiterst beeldende stijl waarin hij schrijft en de vaart die hij het verhaal meegeeft. De scene waarin de uitvoerders van de aanslag zich verschansen en tot de laatste man verdedigen in de krochten van een kerk die volledig omsingeld is door zwaar bewapende SS-ers, is extreem spannend.

De wraak van de nazi's op de dood van Heydrich is gruwelijk. Dorpen worden met de grond gelijkgemaakt, massale deportaties en executies zijn het gevolg, het normale leven komt grotendeels tot stilstand want de hele samenleving wordt opgeofferd om de oorlogsvoering van de nazi's mogelijk te maken. Je kunt je voorstellen dat er in Tsjechië aan het einde van de oorlog de nodige wrok is jegens deze Duitsers. En die is nog steeds niet helemaal over.

Rest nog de vraag: zou het boek zonder alle mitsen en maren over bronnen en zonder informatie over de factfinding mission die vooraf ging aan het eigenlijke schrijven van de roman beter zijn geweest? Ik zeg: goede vraag, maar Binet kan schrijven!

maandag 11 juli 2011

ROK

Vorig jaar ben ik naar een aardig social mediacongres geweest. Als inleiding werd een filmpje vertoond. Het was een vreemd filmpje. Je zag op groot scherm een pratende mond. Een pratende mond met vieze natte lippen en een slecht onderhouden gebit met de tanden schots en scheef. Het was ronduit onsmakelijk, terwijl je van die jonge wilde social mediatypes toch mag verwachten dat ze weten hoe ze een boodschap aansprekende over kunnen brengen. De boodschap is mij in ieder geval volledig ontgaan, en ik denk dat dat voor meer mensen gold. Op de tweetboom - geen congres kan meer zonder tweetbomen, waar alle tweets te zien zijn die over het congres gaan middels de daartoe in het leven geroepen unieke hashtag - kwamen berichten binnen dat die man nodig naar de tandarts moest en dat men zich de vraag stelde: waarom? Uiteraard zat De Mond gewoon in de zaal. Je kan veel over hem zeggen, maar aan incasseringsvermogen ontbrak het hem niet.

Een van de workshops die ik die dag volgde was van durf te vragen. Een interessant idee: mensen bij elkaar brengen die over van alles en nog wat vragen hebben of er antwoord op kunnen geven. En het werkt weet ik uit ervaring! De workshop werd gegeven door een internethippie en een vrouw van het type waar ik doodsbang voor ben: net een iets te grote kwaak, net iets te ad rem, über-assertief en heeeeeel sociaal. Veel van die social mediavrouwen die ik in de loop der tijd presentaties heb zien geven op dit soort congressen voldoen zonder uitzondering aan dit profiel.

Deze dame vertelde vol trots - als voorbeeld van hoe een netwerk werkt - dat zij de organisatrice was van Rokjesdag 2010. Want als jij jou vrienden (vriendinnen in dit geval) laat weten dat er een rokjesdag is, en als zij hun netwerk weer aanspreken, en die spreken hun netwerk weer aan, dan heb je zo'n bereik dat bij wijze van spreken half Nederland in rok loopt. Rokjesdag heeft inmiddels al een Wikipedia-lemma, dus dat zit wel goed.
Ik wist nooit wat rokjesdag was, tot Martin Bril dood ging. Ik ben nooit zo weg van zijn schrijverij geweest, en als je hem niet leest gaat ook rokjesdag aan je voorbij. Na zijn dood werd rokjesdag gekaapt door vrouwen die om de een of andere onduidelijke reden een rokjesdag wilden organiseren. Terwijl een rokjesdag ONTSTAAT, en wel met dank aan zomerse dagen die vrouwen er massaal toe bewegen een rokje aan te trekken. Ineens is het straatbeeld vergeven van de rokjes, liefst korte, van blote benen en vrouwen die schijnbaar extra hun best hebben gedaan op hun uiterlijk. Als rokjesdag een persoon zou zijn, dan zou ze op zeker tegen een georganiseerde rokjesdag zijn.

Op een rokjesdag-achtige dag liep ik jaren geleden met vriendin over de Ferdinand Bol. Daar waar de Bol kruist met Albert Cuyp buigt de tramrails af naar rechts, de Albert Cuypstraat in. Een mooie kleine slanke blonde jonge vrouw, gezeten op een vouwfietsje, staat te wachten tot ze kan oversteken. Ze heeft een lichtblauw hemdje aan en een rokje dat gevaarlijk kort oogt. Vanaf het terras van de McDonalds zijn de ogen op haar gericht, en ik moet toevallig ook haar kant opkijken.
Een tram passeert en slaat af, de Cuypstraat in. De lichtblauwe vrouw komt een beetje in de verdrukking, dus probeert ze zittend op het zadel haar vouwfietsje achteruit te lopen. Daarbij gaat er iets mis, ze valt met fiets en al achterover, de beentjes gaan in de lucht. Zwaartekrachtsgewijs gaat haar rokje omhoog, of welbeschouwd naar beneden. Het is de toeschouwers op het terras direct duidelijk: onder dit rokje draagt deze jonge vrouw niets en niemendal, zelfs geen heel klein lichtblauw stringetje. Maar van hun kant geen gefluit, gejoel, flauwe opmerkingen. Er is louter mededogen en de vraag in al die hoofden: heb ik gezien wat ik zag? Snel komen vrouw en vouwfiets overeind en zetten gezamenlijk de achtervolging in op de tram die hen dit aandeed. Die geilneef van een Martin Bril had dit moeten zien. Had ie vast een prachtig stukje over kunnen schrijven.

donderdag 7 juli 2011

DOBBELSTEEN

Vorige week stond er een massaal geretweet bericht op twitter over een nieuwe asielprocedure die in België is ingevoerd. De asielzoeker moet als toets met een dobbelsteen gooien en als hij of zij zes gooit betekent dat een verblijfsvergunning. Bij 1 tot en met 5 wacht uitzetting. Een kans van 1 op 6 dus. Dat maakt de kans op verblijf aanzienlijk kleiner dan de 50% van de asielverzoeken die uiteindelijk gehonoreerd wordt in Nederland. Gezien dit langjarige gemiddelde kun je in Nederland beter pleiten voor verblijf bij een even en uitzetting bij een oneven aantal ogen op je geworpen dobbelsteen.

Tijdens de vakantieweken voor eenoudergezinnen van vluchtelingen, waar ik tien jaar mee ben geweest als begeleider, waren vaak gezinnen mee waarvan je - ongeacht het vluchtverhaal, dat je überhaupt niet kende - sowieso vond dat ze moesten blijven. Zulke leuke mensen, zoveel talent, zo dapper. Als je 'onze' kindertjes in het sportfondsenbad van Nunspeet zag rondspartelen naast die bleekneuzen van de nogal inteelterig aandoende bible-beltkinders dan wist je dat ze hoe dan ook een enorme verrijking voor de Nederlandse samenleving vormden. Afghaanse jongetjes met een Fries, Soedanese meisjes met een Noord-Hollands en een Iraans meisje met een keigoed Brabants accent.

Af en toe zat er ook een gezin bij - je ziet, het zijn net mensen - waar je minder mee had. Waarvan je op je klompen aanvoelde dat je er een hoop gedonder mee binnenhaalde. We hadden een tijd terug een gezin mee waar werkelijk geen land mee te bezeilen viel. Racistisch, notoire leugenaars en verder veel drama, vaak gerelateerd aan eergevoel, waarvan ik mij afvroeg waarop die gebaseerd was. Ze hadden net een pardonvergunning gekregen en wij, van de leiding, vonden het bijna onze burgerplicht de minister of staats te informeren over deze omissie in de besluitvorming met potentieel desastreuze gevolgen.

Zo mag je natuurlijk niet denken, maar soms doe je het toch. We hebben met een aantal begeleiders overwogen om de asielprocedure te vervangen door een verplichte deelname aan een vakantieweek voor het hele gezin, zodat er tenminste een weloverwogen keuze kan worden gemaakt welk gezin nu wel en niet mag blijven. Aan het einde van de week weet je dat vaak prima. Ik denk dat ook deze optie goedkoper is dan de huidige asielprocedure.

Wat levert een asielprocedure die niet is gebaseerd op vaststelling dat er een goede reden was om te vluchten nu op? Nou, heel veel! Laten we voor het gemak even uitgaan van de dobbelsteenvariant. De hele asielketen met uitzondering van een stukje opvang kan komen te vervallen. Geen IND, geen VluchtelingenWerk, geen advocaat, geen rechter, alleen een paar casinomedewerkers met geijkte dobbelstenen en klaar ben je. Geen juridisch gezever meer, geen ge-welles-nietes tussen betrokken partijen, geen Europees Hof, geen Dublin (ga maar ergens anders verder dobbelen!), geen foute beslissingen meer, alleen nog incha dobbelsteen en dobbelsteen volente. Zo dobbelsteen het wil! Iedereen een gelijke kans. En wat een kostenbesparing! Dat levert zo een miljard op.

De kosten voor opvang (500 miljoen) kunnen terug naar 1 miljoen. Asielzoekers hoeven niet meer ellenlang te verblijven in een deprimerende omgeving van een AZC, maar worden direct uitgeplaatst naar een gemeente. VluchtelingenWerk kan zich eindelijk richten op zijn core-business: de integratie van vluchtelingen. Vluchtelingen hoeven niet meer de traumatiserende en langzaam malende molen door. Ze kunnen een maand na binnenkomst aan de slag.

Nou zullen er vast mensen denken: zo'n dobbelsteenprocedure mag niet, kan niet! Er zijn inderdaad redenen aan te voeren om te dobbelsteenvariant af te wijzen. Echte vluchtelingen mogen bijvoorbeeld nooit worden afgewezen. Helaas, de praktijk leert dat ook in de huidige asielprocedure échte vluchtelingen worden afgewezen, en vice versa: namaakvluchtelingen krijgen geregeld een verblijfsstatus. Het asielsysteem is niet bepaald waterdicht te noemen en wordt dat ook nooit. Eerlijke procedures, asielrecht, het is voer voor juristen. Maar ook bijvoorbeeld geografen zijn niet tot ieders blijdschap hoeder der ruimtelijke ordening. Ook daar komt een hoop lelijks uit voort! En ja, het gaat schrijnende gevallen opleveren, maar aan schrijnende gevallen is ook in het huidige asielsysteem geen gebrek. En ja, terugkeer zal ook bij de dobbelsteenvariant een heet hangijzer blijven.

Al met al weinig reden om niet te kiezen voor de dobbelsteenvariant. Ik weet niet precies waar ik mijn lobby moet beginnen, maar ik laat hierbij maar een proefdobbelsteentje op.