zaterdag 25 april 2009

TRICHT

De lente is volledig losgebarsten: klein hoefblad is paardebloem geworden, fluitekruid komt massaal de grond uit, de lammeren des velds maken rare bokkensprongen, kievieten stuntvliegen achter potentiële eierrovers aan. Ik ben net op tijd om nog de bloesemroute te rijden. De appelbomen zijn hun bloesem al weer een beetje aan het verliezen, maar het blijft toch geweldig mooi: fietsen over de Lingedijk met aan weerszijden mooi gekortwiekte en bloeiende hoogstambomen. Het is maandag, maar toch is er een beginnende file van beginnende bejaarden die, onvast en traag fietsend, de dijken onveilig maken. Maar daar ga ik me echt niet aan storen, daar is het een veel te mooie dag voor. En dat er geen auto’s en motoren op die dijk moeten rijden is duidelijk, maar ook daaraan ga ik me natuurlijk niet ergeren.

De tocht begint in Tricht, een mooi historisch plaatsje aan de Linge. Tricht ken ik beter dan je zou denken. Voor zover je daar überhaupt een gedachte over hebt natuurlijk. Ik heb ooit een studie gedaan naar het plaatsje, en niet zo maar een: een fenomenologisch humanistische. Dat is een marginale substroming in de geografie waar je aan kon ruiken tijdens de studie. De naam is indrukwekkender dan de stroming an sich. De basismethode voor op die leest geschoold onderzoek is participerende observatie. Wij hadden als onderzoeksobject Tricht gekozen omdat je er per trein kon komen en omdat de vader van de vriendin van een studiegenoot er een snackbar bestierde.

Ons onderzoek bestond uit een middagje rondlummelen in Tricht. Terrasje pakken, supermarkt in, cafetaria bezoeken, winkel in en vooral veel rondlopen. Zo kreeg je een goede indruk van het stadje: de sfeer, wat voor mensen er leefden, wat ze deden en meer van die dingen. Niet echt een hoogdravend vorm van wetenschap, maar wel heel ontspannen. En dit was natuurlijk geen op zichzelf staand onderzoek, maar een vingeroefening. Een beetje spielerei.

In de fenomenologisch humanistische geografie kon je niet afstuderen in Utrecht. In Amsterdam hadden ze daarentegen een heuse hoogleraar, Ad Jansen genaamd. Hij is gepromoveerd op coffeeshops in Amsterdam. Hij had 2 jaar lang participerend geobserveerd in tientallen coffeeshops. Schriftje mee, café au lait er bij, een fikse joint en de dag begon weer voor deze wetenschapper. Wij zagen Ad Jansen begrijpelijkerwijze als groot voorbeeld. Je kunt je voorstellen dat de goede man een geliefd spreker was op symposia van studentenverenigingen. Vaak knetterstoned deed hij daar zijn licht warrige verhaal.

Ik heb het oude leerboek er nog eens bij gepakt waarin citaten staan uit Jansens standaardwerk. Dat gaat dus inderdaad zo:
"Het is dinsdagavond, 30 juni 1987. Om kwart voor zeven besluit ik aan het werk te gaan. De ‘Tweede Kamer’ is één van de merkwaardigste koffieshops in het centrum van Amsterdam. Ondanks de ligging in een smal steegje, zijn er aan de gevel geen uiterlijkheden aangebracht die er op wijzen dat hier softdrugs wordt verkocht. Eerder is er sprake van het tegendeel van een uitnodiging: op het raam staat een bordje met ‘wacht u voor de hond’. Er is inderdaad altijd een hond aanwezig, maar dat is geen reden tot voorzichtigheid: het is een allemansvriend.
De ruimte meet amper 16 vierkante meter, het meubilair is dat van een huiskamer die doet denken aan het Art Deco-tijdperk. Op tafel liggen kranten en tijdschriften. Er wordt geschaakt, gelezen, gepraat, gerookt. Er is een jeugdig publiek... etc.”

En dat dan voor 50 coffeeshops die hij allemaal meerder keren van binnen heeft gezien en heeft uitgeprobeerd. En dat in naam der wetenschap!

Zoals je ziet is de stroming nauw verbonden met het werk van Carmiggelt, Bril en soortgenoten. Verschil is: zij verbinden er geen wetenschappelijke conclusies aan. Ach ja, da’s natuurlijk ook nergens voor nodig: het gaat om de verhalen!

zondag 19 april 2009

DE ASIELWASSTRAAT

Onlangs ben ik met een aantal collega's van VluchtelingenWerk naar Aanmeldcentrum (AC) Ter Apel geweest. Dat is een soort wasstraat voor asielzoekers, die daar hun asielaanvraag moeten indienen. De wasstraat is zo ver mogelijk weg in een polder gedropt, op het drielandenpunt Drenthe-Groningen-Duitsland. Een typisch gevalletje van externalizing negative spillover, zoals geografen dat noemen: zet kerncentrales zo dicht mogelijk bij de grens, dan heb je er zo min mogelijk last van als zo'n ding ontploft.

Het is heel goed om te zien hoe het er op het AC aan toe gaat. Je realiseert je ineens wat dat betekent, 60 personen per dag die een asielverzoek doen, uitgaande van 15.000 asielaanvragen per jaar en 5 dagen per week waarop asielverzoeken kunnen worden ingediend. Niet allemaal in Ter Apel overigens. Ter Apel is in eerste instantie land-AC, dus bedoeld voor asielzoekenden ter land. Ter zee en in de lucht zijn voor het grootste deel voor Schiphol. Ook voor herhaalde asielaanvragen word je doorverwezen naar Ter Apel. Ter Apel is ook vertreklokatie. Het is een hele industrie. Nog een reden om een AC in oost-Groningen te zetten: het schept werkgelegenheid. Advocaten, beslisambtenaren, werkbegeleiders, chauffeurs die de touringcars rijden, logistiek medewerkers, koks, tolken, medische dienst, juffen, wat niet al!

Ik ben bij de TNV (tijdelijke noodvoorziening) en de VBL (vrijheidsbepekende lokatie) geweest. Bij de TNV komen asielzoekers aan met een papier dat ze een asielverzoek willen doen. Tbc-controle en voorlichting door VluchtelingenWerk over de procedure: veel meer gebeurt er niet in die paar dagen dat ze in de TNV verblijven. Daarna worden ze in touringcars naar andere TNV's gebracht om weer terug te keren in TNV Ter Apel als ze bijna aan de beurt zijn om hun asielrelaas te doen in het AC. De TNV's vormen de buffer om de asielzoekers gelijkmatig de procedure te laten instromen.

In de TNV Ter Apel worden voor de grote groepen (Somaliërs, Irakezen) zijn er groepsvoorlichtingen door vrijwilligers van VluchtelingenWerk. Het moet toch een vreemde gewaarwording zijn voor veel van de Somaliërs die ik heb gezien tijdens de voorlichtingsbijeenkomst: een Nederlandse man die in het Nederlands voorlicht en grapjes maakt en simultaan vertaald wordt door de telefoon op tafel. Heel bijzonder!

Ook worden in de TNV vluchtverhaalanalyses (VVA) uitgevoerd. Aan de hand van de 5 V's wordt het vluchtverhaal enigszins gestructureerd en wordt gekeken waar gaten zijn. De 5 V's zijn: informatie over de vervolgde, is er sprake van gegronde vrees en gevaar voor vervolging bij terugkeer, wie waren de vervolgers en wat zijn de vervolgingsgronden. Ook wordt alvast bekeken op welke punten de landendesk op het Landelijk bureau (LB) aanvullende informatie kan verstrekken. Elke voorlichting, individueel of collectief, en elke VVA wordt netjes (zo goed als dat gaat, de adminstratieve ondersteuning is niet toereikend) in het vluchtelingenvolgsysteem (VVS) gestopt: belangrijke gegevens voor de subsidiegevers!

Ik ben bij een VVA aanwezig geweest van een Armeens stel. Hoe ver je in de stront getrokken kunt worden door een stelletje corrpute maffiose overheidsdienaren... Gruwelijk! Het lijkt me echt niet te doen om die gesprekken dagelijks te moeten voeren. Hulde voor de mensen van VluchtelingenWerk die dat doen!
Na bijwoning van de VVA realiseer je je weer in wat voor een ontzettend vrij land wij leven en hoe ontzettend betrouwbaar ons rechtssysteem is. En de politie is je beste vriend! En je realiseert je weer dat je je veel te druk maakt om suffe trivialiteiten. Poep aan mijn schoen, dat is pas erg!

In de vrijheidsbeperkende lokatie (VBL) wachten afgewezen asielzoekers op hun terugkeer. De beperking van de vrijheid is overigens niet heel groot: men moet dagelijks stempelen maar kan eenvoudigweg het terrein verlaten. Terugkeer is pas mogelijk als de hele papierwinkel gereld is, met laisser passers en ander documenten. De vrijwilligers van VluchtelingenWerk, aangevoerd door Mehran Pourmiri, lopen nog dossiers door om te kijken of er geen grote fouten zijn gemaakt in de procedure. En fouten worden er gemaakt! In sommige gevallen is de VBL niet het eindstation. Als terugkeer onmogelijk blijkt of wanneer er nieuwe feiten of inzichten zijn toe te voegen aan het asielrelaas kan dat leiden tot een nieuwe fase in de procedure.
Het blijft bizar: een dorp als Ter Apel, een lintdorp in een veenontginningsgebied waar langs de winderige weg Somalische vrouwen in kleurige rokken en doeken een kinderwagen duwen en Iraakse mannen met hangsnor in pak en op gympen voorbij sjokken. Wat moeten die mensen wel niet denken? Je komt uit Mogadishu, Teheran of Kabul en je komt in Nederland terecht tussen de ultieme Nederlandse leegte van vers bemeste weilanden en akkers. Is dit onderdeel van het ontmoedigingsbeleid?

BLOGGEN? WOZU...


maandag 13 april 2009

GEWETEN

Het is al weer een paar jaar geleden. Ik zit met 2 collega's in een zespersoonscoupétje van zo'n Duitse trein. Schuin tegenover mij zit P. Een oude vriend van de middelbare school. We zijn nog eens samen op tienertour geweest en hebben vaak gepoold in allerlei cafés in Nieuwegein. We hebben nog eens met ons campinggasje zitten kokkerellen aan een Utrechste werf om te oefenen voor de vakantie. P. was een leuke rustige jongen, roker, een alternativo met een grappige krullenbol die hij in toom hield met zeep, scheerschuim of cola.
Ik zie hem zitten en krijg het warm en koud tegelijk. Verstoppen in een gratis krantje kan niet, of is, gezien de aanwezigheid van collega's, op zijn minst vreemd. Er is geen ontkomen aan. We rijden net Duivendrecht uit. De reden waarom ik hem niet onder ogen durf te komen? Pure schaamte.

Jaren geleden zou ik bij P. gaan eten, maar was dat compleet vergeten. Het was het tweede jaar van mijn studie. Ik vergat in die tijd afspraken vaker wel dan niet. Een huisgenoot had nog gesproken met P. over de telefoon. "Nee, hij is er niet. Nee, ik weet het ook niet, maar volgens mij hij heeft niet gezegd dat ie ging eten of zo." P. had vast in zijn eentje thuis zitten wachten met een prachtige studentenhap, een fles goedkope rode huiswijn en een kratje bier. Eerst wachten, dan eens bellen, dan weer wachten ("Godsamme, nou zit ik al anderhalf uur te wachten met giga trek... Nog 1 biertje en als die lul er dan niet is dan begin ik gewoon!") en dan in arren moede maar beginnen met eten, wetende dat die zakkenwasser niet meer ging komen.

Gelukkig kijkt hij niet mijn kant op en is hij zo te zien diep in een boek verzonken. Ik probeer in de intercollegiale gesprekken zo min mogelijk te zeggen op een zo laag mogelijk volume. Het valt die collega's niet eens op, terwijl het er toch dik bovenop ligt dat ik me volstrekt niet op mijn gemak voel. We zijn Abcoude net voorbij.

Ik durfde hem uiteraard niet te bellen die avond. Het was al laat en ik was ook niet helemaal helder meer. De volgende dag dus maar. Maar ja, toen kwam het er ook niet van. Ik hoorde nog van een huigenoot dat P. weer had gebeld, enigszins pissig. Morgen dan maar, want ik moest nog even wennen aan het idee om hem te gaan bellen, om excuses te maken voor de vergeten afspraak. Maar ja, toen kwam het er ook niet van. Ik ben sowieso niet zo goed in bellen. En na 2 weken was het al best lang geleden, om dan nog eens te gaan bellen... Laat staan na 2 maanden. Zo af en toe dacht ik er nog aan hem te bellen, maar niets doen was toch stukken makkelijker. 2 jaar later had ik nog steeds niet gebeld. P. had uiteraard ook geen pogingen meer gedaan om onze vriendschap nieuw leven in te blazen. Het was duidelijk: ik was aan zet maar deed geen zet.

Ruim 10 jaar later zit ik met P. in een coupé waar ik absoluut niet wil zijn. Pogingen om op te lossen in het niets resulteren slechts in angstzweet. Te veel confrontatie met zwakheden, onvolkomenheden uit het verleden.
We zijn bijna bij Breukelen. P. kijkt langzaam op uit zijn boek en blikt in mijn richting. Ik schrik me helemaal dood en wend mijn hoofd af in een ultieme reflex. Ik kijk als bezeten uit het raam, alsof er spontaan een kudde dinosaurussen met de trein is gaan meerennen. Tot ik mij realiseer dat ik in die fractie van een seconde heb gezien dat dit P. helemaal niet is. Het is een totaal andere krullenbol. Kramp verlicht via zucht tot ontspanning. Ik draai mijn hoofd rustig terug en knik beminnelijk naar mijn would-be-P. Hij moest eens weten hoe zeer hij mij de stuipen op het lijf heeft gejaagd. De stuipen op een lijf dat wordt bewoond door een slecht geweten dat bijna was ontsnapt.

zondag 5 april 2009

HET LANDELIJK BUREAU, derde voorpublicatie

HET LANDELIJK BUREAU, deel 1: Meneer Buijskens

Een derde voorpublicatie

Johan fietst met Shida en Bram door het Vondelpark op weg naar het Landelijk Bureau van VluchtelingHulp. Het Vondelpark lijkt langzaam maar zeker uit zijn winterslaap te ontwaken. De treurwilgen dragen een lichtgroene sluier, het speenkruid bloeit en de aaibaarheidsfactor van de katjes stijgt met sprongen. De stralen van een timide voorjaarszonnetje verdrijven dauw en kou. Halsbandparkieten vliegen krijsend achter elkaar aan, een paartje nijlgansen is gek geworden. De exoten zijn goed vertegenwoordigd in het park. Shida en Bram zijn in een gesprek verwikkeld over... ja, waar gaat het eigenlijk over? Johan heeft uiterst beroerd geslapen en zit sowieso niet te wachten op een gesprek. Hij heeft last van zijn bekende sociale jetlag. Hij focust zijn slaapdronken ogen op de ontluikende flora en fauna vol paringsdrift.

Johan volgt Shida en Bram de deur door richting fietsenkelder. De helling zet zijn fiets in een hogere versnelling. In volle vaart rijdt hij op de fietsenrekken toe. "Zo gaat het nou elke dag", denkt hij , "je komt vol vaart en energie aan en nog voor je de trap op bent is alles weer weg. Moet ik toch, net als Shida en die 20 anderen afgelopen jaar, hier niet gewoon eens weg?"

Johan loop zijn kamer in en begroet Martha. Hij zet zijn computer aan en loopt naar de kapstok om zijn jas op te hangen. Hij groet zijn collega's, Bas is er nog niet, zeker weer te laat. Hij gaat terug naar zijn kamer, doet zijn la open en pakt zijn koffiemok. Hij haalt koffie, cappuccino voor Martha en een dubbele espresso voor hemzelf.

Hij gaat zitten achter zijn bureau en logt de telefoon in, daarbij aangemoedigd door een blikkige vrouwenstem. Hij pakt de krant en spreidt hem uit op zijn bureau. Achterin zijn la ligt nog een klein oud beige uitgeslagen stukje chocola. Het is beter dan niets. Om en om neemt hij een muizenhapje chocola en een slokje espresso. Zo is de koffie nog een beetje te drinken. Hij scant de krant. Ach gossie, Swimmer is overleden, meldt de krant. Een foto van een huilende ijsbeermoeder bij een soort wit openhaardkleedje. "Waarom zijn ijsberen op de Noordpool toch zo veel witter dan in de dierentuin?" denkt Johan. Hij leest verder en komt een gek bericht tegen waarvan hij enigszins moet gnuiven. Hij zegt tegen Martha: “Moet je horen, er is een onderzoek gedaan, conclusie: het merendeel van de leidinggevenden zit niet op de juiste plek. En waarom? Omdat ze de alfafactor missen. De X-factor voor managers!” "Wat is dat dan?" vraagt Martha. "De alfafactor? De leidinggevende moet een alfa-male zijn: assertief, empathisch en zelfkritisch. Nou, dan weet je wel waar het aan schort hier!" Martha kan niks anders zeggen dan een bedeesd "ja".

---

Johan klapt in een lachstuip over zijn toetsenbord heen. De reden is een e-mail van een collega. Weken terug heeft hij een mail gestuurd naar aanleiding van een vraag van een belangenbehartiger van gehandicapte biseksuelen die iets met vluchtelingen van dat soort wil gaan doen. "Wat is er?" vraagt Martha, die niet ziet of Johan nu in huilen is uitgebarsten, gek is geworden of gewoon en ouderwetse lachstuip heeft. Hij leest de mail voor: "De vraag van Jacco Strohelm is besproken en we hebben afgesproken dat we er een 'strategische dialoog' op los laten, dat betekent dat we gaan onderzoeken of we er wat mee gaan doen, en zo ja wat ." Hij vervolgt na nog weer een lach: "Het is net als die metafoor van Bertil bij zijn geweldige afscheidsstuk van dinsdag: VluchtelingHulp als bus die op een kruispunt af dendert waar net een oud vrouwtje oversteekt. Bertil zegt tegen de chauffeur: "Zie je die vrouw niet, zou je niet remmen?!", waarop de chauffeur antwoordt: "Nee, dat kan echt niet zo maar, we moeten daar wel eerst een strategische dialoog op loslaten."

zaterdag 4 april 2009

GEZELSCHAP

Onlangs was ik voor de eerste keer in het BIM-huis. Ik was een half uur voor aanvang van het optreden aanwezig. Mijn date was ziek, dus ik was volledig op mijzelf aangewezen. De concertzaal was ruim maar intiem. Je zag achter het podium de treinen voorbij rijden. Ik had me een tafeltje toegeëigend direct naast de geluidstafel. Lekker dicht bij de bar. De zaal begon langzaam maar zeker vol te lopen met een vrij artistiekerig publiek. Mannen en vrouwen van vaak behoorlijk in de 50 met hippe brilletjes en interessante wenkbrauwen. Als het zou mogen zouden velen ongetwijfeld pijp aan het roken zijn. Ze waren zo op het eerste gezicht best tevreden met zichzelf. Aan de kleding te zien hoefden ze niet op wat centen te kijken.

Er was een ware stoelendans gaande om de beste plekken. En die waren duidelijk recht tegenover het podium. Waar ik ook zat. Ik had dus geluk! Zonder enige gêne hielden sommigen hardnekkig een trits stoelen bezet voor late vrinden. Toen de meeste 'beste plekken' op waren ontstond er ook een run op mijn tafeltje. Er waren nog 4 stoelen vrij en ik zat heel onhandig voor ze. Zonder te vragen of de stoelen vrij waren - dat waren ze, geen probleem! - deden verschillende personen een subtiele poging mij weg te krijgen. Dat ging als volgt te werk: men drong diep mijn persoonlijke ruimte binnen en ging daar demonstratief - de bips op 20 centimeter van mijn neus - een geanimeerd gesprek voeren met een andere jazzcat. Maar ik liet mij niet intimideren, ging nonchalant wat verder achterover hangen en nipte genietend van de Glenfiddich. Want dat drink je in een jazztent.

Het clubje drapeerde zich uiteindelijk netjes om me heen in de vrije stoelen aan mijn tafeltje. Gelukkig begon het concert aanstonds, want het begon hinderlijk te worden dat de personen links en rechts van mij voor of achter mij langs gesprekken voerden. Maar ja, er was geen weg meer terug. Ik ben graag coöperatief, maar ik doe net zo graag níét mee als mensen daartoe aanleiding geven. Even goed vrienden als het ware. Toen het concert bijna begon en iedereen gezeten was vroeg ik aan de dame rechts van mij of ze mijn stoel wilde vrijhouden. Ik haalde me nog een Glenfiddich.
Toen ik terug kwam was het concert al begonnen. Mijn stoel was nog vrij. Ik glimlachte allerbeminnelijkst naar de stoelvrijhouddame en ging zitten.

Het optreden was top. Het publiek zat netjes in de rode stoeltjes ontspannen te genieten. Over elkaar geslagen benen bewogen ritmisch op de maat, er werd soms meegetrommeld op knie of dij en na elke solo werd er gewoontegetrouw maar daarom niet minder enthousiast geapplaudisseerd. Al tijdens het eerste nummer had ik het te kwaad: dit was gewoon te funky om te blijven zitten. Ik ging voor de verhoging - iedereen kon over me heen kijken - swingstaan, Glenfiddich in de hand. Uit het publiek ging af en toe een blik mijn kant op. Verbeeldde ik het me of werd daar iemand aangestoten en werd er naar mij gewezen? Verbeeldde ik het me of hadden de blikken een licht afkeurend karakter? Was ik de dilettant in dit hoogwaardige publiek? Ik liet me niet ontmoedigen en ging stoutmoedig door met swingstaan. Ik zal toch zeker niet de eerste zijn in deze zaal op deze plek een sur place danst?

Uiteindelijk werd ik die avond niet gelyncht maar wel goed dronken. Ik had na afloop van het optreden een paar bekenden gevonden waarmee het goed drinken was. Het was ook een fantastische plek. Vanuit het bargedeelte van het BIM-huis had je een geweldig uitzicht over het IJ. Lichtjes, bootjes, een beugel Grolsch... De bar was inmiddels gesloten, het was tijd om naar huis te gaan. Ik kon gelukkig meerijden naar Utrecht en werd vlakbij mijn huis uit de auto gekieperd. Ik moest mijn jazz-avontuur de volgende dag bekopen met een vrij hardnekkige kater. 's Avonds zat ik toch weer in de kroeg. Aan de muntthee dit keer. Ik werd getipt om Mooi cadeau van Carmiggelt te lezen. Waarom doet er niet toe. Toevallig heb ik dat boekje. Toen ik in bed lag las ik er nog een klein stukje in. Ik zeg niks nieuws, maar: een groot schrijver, die Carmiggelt. Zoals hij van een simpel bezoekje aan een café een prachtig verhaal weet te maken. Ik las:

"Drank is een geheimzinnige vloeistof. Er bestaat niet zoiets als te veel drinken. Wel: te ongepasten tijde, onder noodlottige omstandigheden of in verkeerd gezelschap drinken."

Met een glimlach deed ik het licht uit.

woensdag 1 april 2009

ROEDE

Het is hondenweer. Koud en nat. Winkelcentrum Overkapel is sowieso niet echt gezellig. Er hangt een raar clubje jongens rond. Ze proberen met 4 man op een scooter te zitten en dan te rijden. Twee werklieden in gele regendichte overalls zijn bezig met sonderingswerkzaamheden. Het zijn Evert en Jippe. Ze stonden al om half 5 naast hun bed om de file voor te zijn en naar Utrecht te rijden. Hekken sluiten de bouwplaats af. De ooit witte bouwkeet heeft ongekende aantrekkingskracht op jeugd met spuitbussen en eddings. Hier en daar is nog een stukje wit te zien.

"Voel je wat?" vraagt Evert. "Nee, ik voel echt niks" antwoordt Jippe. "Dat moet kunnen hier. Dus dan hebben we ... even kijken... 1, 2... 6 punten. Prima, dat is meer dan genoeg. Laten we maar gelijk beginnen." Evert gaat voor de zekerheid nog een keer de punten langs, maar nee, hij beweegt niet. Daarop manoeuvreert Jippe de miniheimachine op rupsbanden naar een van de gemakeerde punten. Hij doet een soort koptelefoon op bij wijze van gehoorbeschermer. Hij stelt de machine in en start de motor. Een reutelend geluid begint, dat over gaat in dreunen als de paal zich schoksgewijs in de grond boort. Er is weinig weerstand. "Als een warm mes door de boter," denkt Jippe.

Jippe is al enig tijd bezig als het boren ineens een stuk minder opschiet. Duidelijk een harder stuk. Door zijn gehoorbeschermer heen hoort hij plots een kloppend geluid. De boor is op iets hards gestuit. Het volgende moment spuit er aarde en stof op uit het boorgat: hier is iets goed mis! Hij stopt de machine zo snel hij kan en hoort door zijn gehoorbeschermer heen een suizend geluid, als een storm die door een smalle buis wordt geperst. Evert komt aangerend en trekt Jippe mee, bij het boorgat vandaan. Als ze op enige afstand zijn klinkt er een gigantische knal die met zo veel druk gepaard gaat dat hun bouwkeet uiteen gereten wordt. De pui wordt uit het winkelcentrum geblazen, mensen worden geraakt door rondvliegend puin. Jippe en Evert liggen in hun gele regenoveralls beduusd op de grond. Hoe kan dit mis gaan?

Bericht uit het Stadsblad, maart 2009
Beboet voor gebruik wichelroede
Het bedrijf dat de ontploffing in winkelcentrum Overkapel in januari 2006 veroorzaakte moet 15.000 euro boete betalen. Medewerkers van het bedrijf gebruikten een wichelroede om te controleren of ze veilig konden graven.