donderdag 5 juli 2012

BOB


Soms word je door een bericht op een sociaal medium getrekkerd om iets te doen. Ergens naar te luisteren bijvoorbeeld waar je in geen tijden naar geluisterd hebt. Zo heb ik me onlangs op het balkon iPadsgewijs door een deel van het liverepertoire van Doe Maar gewerkt. Wat een goede band was dat toch. Goede muzikanten die heel erg goed reggae spelen, en hele goede liedjes.

Ik zag ze in 1982 vlak voordat De Bom een grote hit werd in een nog niet voor de helft gevulde sporthal Merwestein in Nieuwegein. Dat zou zo maar mijn eerste concert ooit kunnen zijn. Door de sporthalgalm waren de nummers niet eens goed te herkennen. Ik was behoorlijk onder de indruk van het publiek. Dat kwam je normaal nooit zo tegen, van die in de ogen van een veertienjarige ontzettend stoere en alternatieve types. Er werd ook geblowd in de zaal en keek met afschuw en meelij naar deze types die hun leven ten gronde richtten door aan de drugs te gaan.

Ik had het hele repertoire van Doe Maar uiteraard op muziekcassette, gekopieerd vanaf elpee. Een selectie van die bandjes gingen altijd mee op reis. Ik had hun album 4us mee op cassetteband toen we naar Taizé gingen, het befaamde klooster waar de hele wereldlijke ukkemenie nog steeds bijeen komt. We reden mee met ene Sylvester, iemand uit het bidgroepje van onze godsdienstleraar Van Wijk. Van Wijk was ook behoorlijk hardcore waar het religie betrof, maar vooral een aardige vent. Hij vertelde ons dat er ook in onze klas engelen rondwaarden en dat hij dat wist of kon zien. Hij had het over échte engelen van het soort dat figureert in het best verkochte sprookjesboek ooit.

Sylvester was een bekeerde hippie met gitaar die het hele Dylan-songbook in zijn repertoire had. Als gitaristen onder elkaar vroeg ik hem tijdens het verblijf in Taizé mij Stairway to heaven te leren. Dat lied stond ook in 1982 al pontificaal bovenaan de Top 100 Aller Tijden (de beste hitlijst aller tijden), de lijst die inmiddels is opgerekt tot een Top 2000 en was verplichte leerstof voor iedere kampvuurgitarist. Dat weigerde hij. Hij kon het spelen, uiteraard, maar de tekst was voor hem een struikelblok. Satanisch. Ik had me nooit afgevraagd waar het liedje over ging.

We zaten dus bij Sylvester in de auto op weg naar Taizé en hij liet ons Bob Dylan horen - de live-opname waarin Dylan, begeleid door The Band wordt toegeroepen Judas te zijn om dat hij met elektrische band zijn akoestische folkroots verloochent. Tsja... Bob Dylan was voor mij bekende kost want ook mijn ouders hadden daar de nodige elpees van. Na Bob kwam 4us van Doe Maar aan de beurt.

4us... Toch een van de minste platen van Doe Maar. Ook de plaat waar drie voor nette huishoudens met veertienjarige bakvisjes tamelijk controversiële nummers op staan. Een met een drieletterwoord in de titel, een met de vervreemdende titel Lajéninaja en een met een vloek in het refrein.

In de auto hebben we gesprekken waarin we snel doordringen tot de essentiële vragen van het leven. Dat heb je snel tijdens een lange autorit op weg naar een klooster en een ex-hippie van een bidclub achter het stuur. Het negende nummer van het cassettebandje start: Heroïne. We praten gemoedelijk verder tot het refrein begint: heroïne gevolgd door een vierlettergrepige vloek. Want heroïne ís een vloek. Al in de tweede lettergreep - ver - heeft Sylvester in een ultieme reflex de knop van de cassetterecorder de opdracht gegeven het bandje te ejecteren. Voor een ex-hippie zijn zijn reflexen buitengewoon flux. Hij verontschuldigt zich met de opmerking dat hij ook tegen heroïne is maar dat je dan nog niet hoeft te vloeken. Zonder er verder nog een woord aan vuil  te maken wordt Bob Dylan weer in de cassetterecorder gestopt en vervolgen wij onze niet onderbroken weg.