maandag 29 oktober 2012

PRESSE-PAPIER

Als kind doorga je een leerproces zonder weerga. Dat leerproces gaat vaak van boem is ho. In je kinderlijke zoektocht naar duiding en verklaring maak je geregeld fouten doordat je te weinig ervaring hebt en simpelweg niet genoeg weet. Dat ondiepe reservoirtje van kennis is niet altijd genoeg.

In ‘Hoe & waarom? Dinosaurussen’ las ik dat de vinder van de tand van een tyrannosaurus rex het ding gebruikte als presse-papier. Ik had geen idee wat een presse-papier was en verzon dan maar zelf wat er bedoeld werd. Ik dacht dat de tand gebruikt werd als papier, of om papier van te maken. Daar kan je je als kind van 6 of 7 een prachtige voorstelling van maken.

Ik dacht dat ik door dingen heen kon kijken. Door mijn vingers bijvoorbeeld. Want als ik mijn hand op 10 cm van mijn ogen hield, en ik keek in de verte, dan zag ik een soort silhouet van mijn vingers. En het leek inderdaad alsof ik dwars door mijn vingers heen in de verte keek. Ik heb deze gave nooit aan mijn ouders durven opbiechten. Of gave… wellicht dacht ik dacht dat iedereen het kon. Toen ik er uiteindelijk achter kwam dat dit fenomeen te verklaren is uit het feit dat je twee ogen hebt, was dat voor mij een behoorlijke domper. Maar het was ook een geruststelling.

Als je net kunt lezen dan wil er nog wel eens wat fout gaan. Ik dacht bijvoorbeeld dat er op elektriciteitshuisjes en -kastjes stond: “Rokken en vuur verboden”. Wat ik ook indertijd een rare combinatie vond, maar ja, dat neem je dan gewoon voor lief. En je probeert er een verklaring voor te bedenken, waarom je in de buurt van zo’n kastje geen rok zou mogen dragen.

Vroeger dacht ik dat mensen die een andere taal spraken simpelweg de letters anders neerzetten. Net als bij een geheimschrift had je een sleutel (a wordt z, b wordt y, etc.). Ik vond het altijd donders knap zoals mijn vader op vakantie vloeiend Frans sprak. Om zo snel met de juiste sleutel tijdens het spreken al die Nederlandse woorden om te zetten in Franse. En vice versa natuurlijk. Dat grote mensen dat konden! Ongelooflijk!

Het is toch jammer dat je die kinderlijke vaak op niet heel veel gebaseerde verwondering kwijtraakt. Alhoewel ik ook heden ten dage nog prima in staat ben om zo nu en dan een behoorlijke flater te slaan, waarna verwondering en schaamte in het emotionele spectrum om de hoofdrol strijden.

vrijdag 12 oktober 2012

SCHOEN


Ik ben geen wereldreiziger, alhoewel dat soms anders lijkt. Jaren geleden was ik in Afrika. Meer bepaald: Zuid-Afrika, Mozambique en kortstondig het Koninkrijk Lesotho.

Sommige Afrika-gangers zeggen dat ze hun hart hebben verloren aan dat prachtige continent. Je hart verliezen aan een omheind paleisje met zwembad, tien man personeel en een four wheeldrive voor de deur waarmee je door wildparken kan racen, wie verliest daar niet zijn hart aan? Ik heb mijn hart niet verloren, maar vond het wel een prachtige ervaring.

Onlangs las ik 'Aan de oever van de tijd' van Mankell. Het is voor de verandering geen thriller uit de Wallanderreeks, maar een serie verhalen, spelend in Mozambique, die rond het kampvuur worden verteld. Dan weer vanuit het oogpunt van een Portugese kolonisator, dan weer vanuit het oogpunt van verschillende afro-Africans. Mankell doet dat knap. Veel komt me bekend voor.

De ‘nacht die valt als een roofdier’ bijvoorbeeld: van het ene op het andere moment is het nacht, niks geen avondschemering vooraf, gewoon boem. Ook de voorouderverering en het geloof in geesten en dromen komt diverse keren terug. Voor de vorm hebben de inheemsen wat christendom overgenomen, maar van zo’n eeuwenlange traditie ben je niet zo maar af. Die combineer je dan eenvoudigweg met de opgedrongen geïmporteerde traditie, het christendom. In Mozambique is het nog steeds gebruikelijk om niet naar je werk te komen als je een droom hebt gehad die op de een of andere manier vertelt om niet naar je werk te gaan.

In het boek van Mankell is de schoen een terugkerend thema. Meestal in totaal versleten vorm, gedragen door straatarme Mozambiquanen die al lang blij zijn dat ze überhaupt schoenen hebben. Soms draagt men links en rechts totaal verschillende schoenen.

Een mooi verhaal gaat over een arme man die leeft uit wat de prullenbak hem schenkt. Hij komt op het idee om traditionele verhalen te gaan verzamelen. Hij kan niet schrijven, maar uiteindelijk komt zijn plan geschreven en wel bij een internationale hulporganisatie terecht. Daar wordt hij uitgenodigd op gesprek. Men vindt het een hartstikke goed plan, alleen het ervoor gevraagde bedrag is veel te laag. Vraag 10.000 of 100.000 dollar, luidt de boodschap, dan kunnen we er wat mee. Maar nee, 10 dollar is genoeg voor de verhalenverzamelaar. Dan kan hij een mooi paar schoenen kopen om heel Mozambique te doorkruisen op zoek naar verhalen. Hij houdt voet bij stuk. Het verzoek wordt daarop afgewezen. De verhalenverzamelaar gaat dan maar blootsvoets zijn verhalen verzamelen.

Adriaan van Dis had ook een mooi schoenenverhaal uit Afrika. Hij zat op een terras van een duur hotel in Maputo. Twee obers bedienden gezamenlijk het terras. Ze deden erg geheimzinnig. Wat bleek: ze deelden één paar schoenen en bedienden om de beurt, waarbij ze tussendoor de schoenen verwisselden achter een imposante zuil.

Toen ik vertrok uit Mozambique liet ik er mijn bergschoenen achter. De bewaker van het huis waar we bij vrienden logeerde wilde die best hebben. Vreemd, dacht ik nog, ze waren echt helemaal op… Zolen versleten, binnenwerk kapot, losse naden. Vreemd, ook omdat ik ze op maat had gekocht, wat betekent dat de ene schoen maat 44 had en de ander maat 46,5. Dat is toch voor weinig mensen handig. Maar ze waren er erg blij mee. Na het lezen van Mankells ‘Aan de oever van de tijd’ is me helemaal duidelijk waarom.