maandag 9 februari 2009

SJOEL


Dit weekend was ik bij mijn ouders. Ik heb daar voor het eerst sinds tijden weer eens het edele sjoelspel gespeeld. Op de ouderlijke sjoelbak, mijn oude thuisbak zeg maar. De bak waarop ik mijn eerste brikken hebben geschoven. De bak die al honderden keren met meubelspray is ingevet. De bak met die ene 'stoute' brik die er eigenlijk niet bij hoort, en die in zijn eentje een hele beurt om zeep kan helpen.

Vroeger was het vast prik, of vaste prik: we sjoelden in ieder geval geregeld. Zus en zusje waren niet zo fanatiek, en trouwens ook niet zo goed, maar pa en ma konden er wel degelijk wat van. Maar laten we wel wezen: meestal won ik. Zoals in wel meer dingen was ik de meest monomane beoefenaar. Als er niemand thuis was - het geeft een hoop herrie, zeker met mijn zo karakteristieke intensieve speelstijl - sjoelde ik geregeld 10 x 5 potjes van 3 beurten. Hele middagen lang in een vast stramien: eerst de 1, dan de 3, dan de 4, en dan wat er maar voor lag. Alles werd netjes bijgehouden in schriftjes, met alle eindstanden en gemiddelden er bij. In het hoogtepunt van die monomaniteit heb ik zelfs een keer 147,8 gemiddeld gehaald, waarmee je volgens mij zo'n beetje de open Nederlandse sjoelkampioenschappen wint. Helaas heeft mijn moeder de schriftjes niet bewaard.

De laatste jaren sjoel ik nauwelijks meer, alhoewel ik wel een sjoelbak heb. Die kreeg ik van de vorige bewoner gratis bij mijn huidige woning. Het was wel een bak met een scheur en 2 ontbrekend brikken, maar goed, een gegeven bak... Op die bak ben ik nooit meer in de buurt gekomen van mijn oude niveau. Voor iemand als Sven Kramer is het mogelijk telkens wat sneller te schaatsen, voor een sjoeler die gemiddeld 147,8 over 5 potjes heeft valt er niet veel meer te behalen. Ja, 148 gemiddeld, of alles in 2 beurten uit.

Dit weekend was het er weer een beetje: dat oude gevoel, de flow, de brikken zijn gehoorzaam, de zijkanten gaan er blind in... Toch de 140 gemiddeld gehaald! Ik heb gelukkig genoeg sjoeluren gemaakt om het oude niveau weer snel terug te krijgen. Als ik echt niet meer weet wat ik met mijn vrije tijd aan moet, dan weet ik het wel: dan ga ik bij een sjoelclub!

zondag 1 februari 2009

TOKKEL

Zondag weet vriendin het ineens: we moeten deze zomer gaan fietsen in Hongarije. Uit de enorme reisgids heeft ze een tiendaagse fietstocht gekozen van Eger naar Tokaj en terug. De reis ziet er inderdaad veelbelovend uit. Ik heb sowieso warme herinneringen aan Eger. In 1989 ben ik daar met mijn toenmalige vriendin en een bevriend stel geweest tijdens een interrailvakantie.

Ik pak het fotoalbum uit de kast met de foto's van die reis. Op de foto's zijn we te zien tijdens een rondleiding over de oude vesting van Eger. De gids is een Duits sprekende Hongaar, een onderwijzer als ik me niet vergis. Ook zijn er verschillende foto's van een wijnproeverij bij een familie die een eigen wijnkelder heeft. Het lijkt op een werfkelder, die is uitgehakt in een krijtberg. Het plafond is ingelegd met muntjes, die met een beetje moeite in het zachte krijt kunnen worden gedrukt. Er zijn 400 van dit soort wijnkelders op een rij. We zitten met de hele familie aan een picknicktafel met brood, spek en vooral veel wijn. We voeren gezellige handen-en-voetengesprekken. De wijn doet het prima als spraakwater. De wijn wordt door opa met een soort reuzenpipet uit een van de vele vaten gepipetteerd en overgedaan in een colafles, waaruit vervolgens de glazen worden gevuld. Op een van de foto's is ons gezelschap met de wijnfamilie te zien: opa met vochtige pretoogjes en een rode couperoseneus, de gehele familie gestoken in prachtig vloekende trainingspakken, een van de meisjes heeft een bril op met een vijftiger jarenmontuur dat toen in Hongarije beslist al niet meer kon. Oostblok op zijn best! Ik ben benieuwd hoe het er nu is en of we die prachtige rij wijnkelders weer kunnen terugvinden als we er gaan fietsen. Vast wel! En ik zou eigenlijk nog die foto mee moeten nemen. Geert Makje spelen.

Die middag moet ik gitaarspelen op een dichtersfestival. Omdat ik vrij weinig repertoir heb dat zich leent om solo te spelen, heb ik wat tokkelliedjes ingestudeerd die ik jaren geleden heb bedacht. Het is een leuk experiment, totaal iets anders dan met zijn achten, tienen of twaalven op een podium te staan. Vooral het laatste nummer wordt enthousiast ontvangen. Verschillende mensen laten weten dat ze dat erg mooi vinden.

Ik heb dat nummer aangekondigd als een liedje dat ik voor mijn toenmalige aanstaande vriendin heb geschreven. Dat het redelijk dramatisch klinkt door de akkoordkeuze. Dat dat natuurlijk een aankondiging is van het dramatische verloop van de relatie, die er inderdaad kwam. Ik heb 20 jaar geleden echt weken en weken zitten broeden op dat liedje, in de hoop dat ooit voor haar te kunnen spelen. Dat is uiteindelijk ongetwijfeld gebeurd, maar gek genoeg weet ik absoluut niet meer hoe, waar en wat de reactie was.

's Avonds thuis realiseer ik me ineens dat die 'toenmalige aanstaande vriendin', waarvoor ik dat dramatische tokkeliedje indertijd heb geschreven, dezelfde is als die waarmee ik zo innig verstrengeld op de foto sta in Eger. Ik heb al in geen tijden meer aan haar gedacht en vandaag komt ze zo maar tweemaal langs.

REUS

Het is woensdag. Ik sta voor het Landelijk Bureau te wachten op groen licht om het Surinameplein over te steken. Trams en auto's in alle soorten en maten trekken in vliegende vaart, met veel geronk en fijnstof uitbrakend, voorbij. Naast mij schiet een bejaarde vrouw in een scootmobiel pardoes met het voorwiel de weg op. Een vrachtauto nadert. Ze schiet in de remmen en zet de mobiel schielijk in de achteruit. Ze is net op tijd weer op de stoep. Ik zeg haar dat dit inderdaad een levensgevaarlijk punt is. Vanuit het Landelijk Bureau heb ik al meerdere aanrijdingen gezien. Het verbaast haar niks. Zij heeft ook al het een en ander meegemaakt op deze plek. De vrouw komt duidelijk van goeden huize. Ze praat geaffecteerd, draagt bont en heeft zich voor iemand van in de 70 onberispelijk opgemaakt. Er is onmiskenbaar een 'bejaardenluchtje' te ruiken door de uitlaatgassen heen.

Het stoplicht springt op groen en getweeën steken we over. Ver komen we niet, we komen voor een volgend rood licht te staan. Met haar deftige, licht krakende stem begint ze ins Blaue hinein een verhaal te vertellen, een legende, over de reus Christoffel. Hij helpt reizigers met het oversteken van een woeste rivier. Dat hoort er blijkbaar bij als je je leven wijdt aan het dienen van Christus, zoals deze Grote Vriendelijke Reus. Op een goede dag moet hij een klein kind overzetten. Naarmate de overtocht vordert, wordt het kind zwaarder en zwaarder. De reus zakt bijkans door zijn hoeven. Hoe is dit mogelijk? Dit is maar op een manier te verklaren: het is het kindeke Jezus.

Inmiddels is het stoplicht alweer op groen gesprongen en weer op rood. Ik vind het niet gepast om halverwege haar verhaal er tussenuit te knijpen, maar ze lijkt nu toch echt te gaan afronden. Ze begint echter direct aan een volgende sage of legende. De auto's komen tot stilstand en ons licht gaat weer op groen. De vrouw maakt nog steeds geen enkele aanstalt om over te steken en verhaalt vrolijk verder. Ik wijs op het groene stoplichtmannetje en zeg dat we kunnen oversteken. Op de een of ander manier ziet ze dit als een afwijzing. Ze wendt haar hoofd af, zet de scootmobiel in beweging en gaat hobbeldebobbel de tramrails over. Het stoplicht springt net op rood als we gezamenlijk het laatste deel van de oversteek beginnen. We zijn net op de stoep als de hele grommende blikken bende in beweging komt. De vrouw gaat zonder me nog een blik van afscheid waardig te gunnen haars weegs. Onze oversteek zit er op.