maandag 29 oktober 2012

PRESSE-PAPIER

Als kind doorga je een leerproces zonder weerga. Dat leerproces gaat vaak van boem is ho. In je kinderlijke zoektocht naar duiding en verklaring maak je geregeld fouten doordat je te weinig ervaring hebt en simpelweg niet genoeg weet. Dat ondiepe reservoirtje van kennis is niet altijd genoeg.

In ‘Hoe & waarom? Dinosaurussen’ las ik dat de vinder van de tand van een tyrannosaurus rex het ding gebruikte als presse-papier. Ik had geen idee wat een presse-papier was en verzon dan maar zelf wat er bedoeld werd. Ik dacht dat de tand gebruikt werd als papier, of om papier van te maken. Daar kan je je als kind van 6 of 7 een prachtige voorstelling van maken.

Ik dacht dat ik door dingen heen kon kijken. Door mijn vingers bijvoorbeeld. Want als ik mijn hand op 10 cm van mijn ogen hield, en ik keek in de verte, dan zag ik een soort silhouet van mijn vingers. En het leek inderdaad alsof ik dwars door mijn vingers heen in de verte keek. Ik heb deze gave nooit aan mijn ouders durven opbiechten. Of gave… wellicht dacht ik dacht dat iedereen het kon. Toen ik er uiteindelijk achter kwam dat dit fenomeen te verklaren is uit het feit dat je twee ogen hebt, was dat voor mij een behoorlijke domper. Maar het was ook een geruststelling.

Als je net kunt lezen dan wil er nog wel eens wat fout gaan. Ik dacht bijvoorbeeld dat er op elektriciteitshuisjes en -kastjes stond: “Rokken en vuur verboden”. Wat ik ook indertijd een rare combinatie vond, maar ja, dat neem je dan gewoon voor lief. En je probeert er een verklaring voor te bedenken, waarom je in de buurt van zo’n kastje geen rok zou mogen dragen.

Vroeger dacht ik dat mensen die een andere taal spraken simpelweg de letters anders neerzetten. Net als bij een geheimschrift had je een sleutel (a wordt z, b wordt y, etc.). Ik vond het altijd donders knap zoals mijn vader op vakantie vloeiend Frans sprak. Om zo snel met de juiste sleutel tijdens het spreken al die Nederlandse woorden om te zetten in Franse. En vice versa natuurlijk. Dat grote mensen dat konden! Ongelooflijk!

Het is toch jammer dat je die kinderlijke vaak op niet heel veel gebaseerde verwondering kwijtraakt. Alhoewel ik ook heden ten dage nog prima in staat ben om zo nu en dan een behoorlijke flater te slaan, waarna verwondering en schaamte in het emotionele spectrum om de hoofdrol strijden.

vrijdag 12 oktober 2012

SCHOEN


Ik ben geen wereldreiziger, alhoewel dat soms anders lijkt. Jaren geleden was ik in Afrika. Meer bepaald: Zuid-Afrika, Mozambique en kortstondig het Koninkrijk Lesotho.

Sommige Afrika-gangers zeggen dat ze hun hart hebben verloren aan dat prachtige continent. Je hart verliezen aan een omheind paleisje met zwembad, tien man personeel en een four wheeldrive voor de deur waarmee je door wildparken kan racen, wie verliest daar niet zijn hart aan? Ik heb mijn hart niet verloren, maar vond het wel een prachtige ervaring.

Onlangs las ik 'Aan de oever van de tijd' van Mankell. Het is voor de verandering geen thriller uit de Wallanderreeks, maar een serie verhalen, spelend in Mozambique, die rond het kampvuur worden verteld. Dan weer vanuit het oogpunt van een Portugese kolonisator, dan weer vanuit het oogpunt van verschillende afro-Africans. Mankell doet dat knap. Veel komt me bekend voor.

De ‘nacht die valt als een roofdier’ bijvoorbeeld: van het ene op het andere moment is het nacht, niks geen avondschemering vooraf, gewoon boem. Ook de voorouderverering en het geloof in geesten en dromen komt diverse keren terug. Voor de vorm hebben de inheemsen wat christendom overgenomen, maar van zo’n eeuwenlange traditie ben je niet zo maar af. Die combineer je dan eenvoudigweg met de opgedrongen geïmporteerde traditie, het christendom. In Mozambique is het nog steeds gebruikelijk om niet naar je werk te komen als je een droom hebt gehad die op de een of andere manier vertelt om niet naar je werk te gaan.

In het boek van Mankell is de schoen een terugkerend thema. Meestal in totaal versleten vorm, gedragen door straatarme Mozambiquanen die al lang blij zijn dat ze überhaupt schoenen hebben. Soms draagt men links en rechts totaal verschillende schoenen.

Een mooi verhaal gaat over een arme man die leeft uit wat de prullenbak hem schenkt. Hij komt op het idee om traditionele verhalen te gaan verzamelen. Hij kan niet schrijven, maar uiteindelijk komt zijn plan geschreven en wel bij een internationale hulporganisatie terecht. Daar wordt hij uitgenodigd op gesprek. Men vindt het een hartstikke goed plan, alleen het ervoor gevraagde bedrag is veel te laag. Vraag 10.000 of 100.000 dollar, luidt de boodschap, dan kunnen we er wat mee. Maar nee, 10 dollar is genoeg voor de verhalenverzamelaar. Dan kan hij een mooi paar schoenen kopen om heel Mozambique te doorkruisen op zoek naar verhalen. Hij houdt voet bij stuk. Het verzoek wordt daarop afgewezen. De verhalenverzamelaar gaat dan maar blootsvoets zijn verhalen verzamelen.

Adriaan van Dis had ook een mooi schoenenverhaal uit Afrika. Hij zat op een terras van een duur hotel in Maputo. Twee obers bedienden gezamenlijk het terras. Ze deden erg geheimzinnig. Wat bleek: ze deelden één paar schoenen en bedienden om de beurt, waarbij ze tussendoor de schoenen verwisselden achter een imposante zuil.

Toen ik vertrok uit Mozambique liet ik er mijn bergschoenen achter. De bewaker van het huis waar we bij vrienden logeerde wilde die best hebben. Vreemd, dacht ik nog, ze waren echt helemaal op… Zolen versleten, binnenwerk kapot, losse naden. Vreemd, ook omdat ik ze op maat had gekocht, wat betekent dat de ene schoen maat 44 had en de ander maat 46,5. Dat is toch voor weinig mensen handig. Maar ze waren er erg blij mee. Na het lezen van Mankells ‘Aan de oever van de tijd’ is me helemaal duidelijk waarom.

zondag 26 augustus 2012

HEMEL


Uit recent onderzoek onder christelijke Amerikanen blijkt dat 50% van hen denkt dat ook atheïsten in de hemel kunnen komen vermits zij 'goed' leven. Ik denk dat de meeste gelovigen uit pragmatische overwegingen zeggen dat ook ongelovigen de hemel kunnen bereiken. Anders ben je in discussies snel klaar ('Dus jij vindt dat ik niet naar de hemel mag?') en wordt de hemelgang wel een heel exclusief gebeuren. Ook opvallend is dat 65% van de christelijke Amerikanen vindt dat het niet uitmaakt tot welke God je bidt, want eigenlijk richten alle gelovigen zich tot dezelfde God. Dat geloof ík dan weer niet, want onze God is toch de beste!

Hemel of hel... In mijn lagere schoolgaande jeugd - gereformeerd light - kwam het zo nu en dan voor dat ik buikpijn had van de dikke stress omdat ik Zijn naam ijdel gebruikt had. Een doodzonde! Ik was er van overtuigd dat God of een van zijn Stasimitarbeiter dat had opgenoteerd in het Grote Boek op basis waarvan je Sinterklaasgewijs aan het eind van je leven werd beoordeeld: oké of niet oké, hemel of hel. Dat leverde slapeloze nachten op, het in een opwelling ijdel gebruiken van Zijn naam.

Hoe God al die beslissingen moet nemen over ieders hemel- dan wel hellegang is me volstrekt onduidelijk, maar dat komt naar ik aanneem doordat ik een menselijke invulling geef aan God. Wat op zeg niet gek is want Hij is immers door de mensen zelf bedacht. Het goddelijke heeft denk ik nooit een duidelijke invulling gekregen omdat de mens die God bedacht daarvoor niet genoeg fantasie had.

God verdient een goddelijke invulling. Je moet hem niet zien als een IND-beslisambtenaar die met een afstreeplijstje in de hand toetst of alle antwoorden wel correct zijn en naar tevredenheid ingevuld zodat kan worden beslist of je asielverzoek wordt gehonoreerd of niet. Een beslissing die - soms - gaat over leven of dood. God zou het direct weten, voelen, horen wat er beslist moest worden, alhoewel dit alweer menselijke trekken zijn die niet van toepassing zijn op De Goddelijke.

Een foute beslissing kun je je natuurlijk niet veroorloven als je over hemel of hel beslist. Gelukkig is God volmaakt en daarom zal geen enkel mens op oneerlijke manier worden buitengesloten, aldus een zijner zegsmannen. Ik pleit daarom voor een volmaakte beslisambtenaar.

donderdag 5 juli 2012

BOB


Soms word je door een bericht op een sociaal medium getrekkerd om iets te doen. Ergens naar te luisteren bijvoorbeeld waar je in geen tijden naar geluisterd hebt. Zo heb ik me onlangs op het balkon iPadsgewijs door een deel van het liverepertoire van Doe Maar gewerkt. Wat een goede band was dat toch. Goede muzikanten die heel erg goed reggae spelen, en hele goede liedjes.

Ik zag ze in 1982 vlak voordat De Bom een grote hit werd in een nog niet voor de helft gevulde sporthal Merwestein in Nieuwegein. Dat zou zo maar mijn eerste concert ooit kunnen zijn. Door de sporthalgalm waren de nummers niet eens goed te herkennen. Ik was behoorlijk onder de indruk van het publiek. Dat kwam je normaal nooit zo tegen, van die in de ogen van een veertienjarige ontzettend stoere en alternatieve types. Er werd ook geblowd in de zaal en keek met afschuw en meelij naar deze types die hun leven ten gronde richtten door aan de drugs te gaan.

Ik had het hele repertoire van Doe Maar uiteraard op muziekcassette, gekopieerd vanaf elpee. Een selectie van die bandjes gingen altijd mee op reis. Ik had hun album 4us mee op cassetteband toen we naar Taizé gingen, het befaamde klooster waar de hele wereldlijke ukkemenie nog steeds bijeen komt. We reden mee met ene Sylvester, iemand uit het bidgroepje van onze godsdienstleraar Van Wijk. Van Wijk was ook behoorlijk hardcore waar het religie betrof, maar vooral een aardige vent. Hij vertelde ons dat er ook in onze klas engelen rondwaarden en dat hij dat wist of kon zien. Hij had het over échte engelen van het soort dat figureert in het best verkochte sprookjesboek ooit.

Sylvester was een bekeerde hippie met gitaar die het hele Dylan-songbook in zijn repertoire had. Als gitaristen onder elkaar vroeg ik hem tijdens het verblijf in Taizé mij Stairway to heaven te leren. Dat lied stond ook in 1982 al pontificaal bovenaan de Top 100 Aller Tijden (de beste hitlijst aller tijden), de lijst die inmiddels is opgerekt tot een Top 2000 en was verplichte leerstof voor iedere kampvuurgitarist. Dat weigerde hij. Hij kon het spelen, uiteraard, maar de tekst was voor hem een struikelblok. Satanisch. Ik had me nooit afgevraagd waar het liedje over ging.

We zaten dus bij Sylvester in de auto op weg naar Taizé en hij liet ons Bob Dylan horen - de live-opname waarin Dylan, begeleid door The Band wordt toegeroepen Judas te zijn om dat hij met elektrische band zijn akoestische folkroots verloochent. Tsja... Bob Dylan was voor mij bekende kost want ook mijn ouders hadden daar de nodige elpees van. Na Bob kwam 4us van Doe Maar aan de beurt.

4us... Toch een van de minste platen van Doe Maar. Ook de plaat waar drie voor nette huishoudens met veertienjarige bakvisjes tamelijk controversiële nummers op staan. Een met een drieletterwoord in de titel, een met de vervreemdende titel Lajéninaja en een met een vloek in het refrein.

In de auto hebben we gesprekken waarin we snel doordringen tot de essentiële vragen van het leven. Dat heb je snel tijdens een lange autorit op weg naar een klooster en een ex-hippie van een bidclub achter het stuur. Het negende nummer van het cassettebandje start: Heroïne. We praten gemoedelijk verder tot het refrein begint: heroïne gevolgd door een vierlettergrepige vloek. Want heroïne ís een vloek. Al in de tweede lettergreep - ver - heeft Sylvester in een ultieme reflex de knop van de cassetterecorder de opdracht gegeven het bandje te ejecteren. Voor een ex-hippie zijn zijn reflexen buitengewoon flux. Hij verontschuldigt zich met de opmerking dat hij ook tegen heroïne is maar dat je dan nog niet hoeft te vloeken. Zonder er verder nog een woord aan vuil  te maken wordt Bob Dylan weer in de cassetterecorder gestopt en vervolgen wij onze niet onderbroken weg.

dinsdag 26 juni 2012

DEELDER

Vorig weekend stond er een interview met Jules Deelder in Volkskrant Magazine. Deelder zelf stond op de cover, als altijd onmiskenbaar herkenbaar als Deelder. Zijn portret werd vergezeld door de quote: beter opbranden dan uitdoven.

Op mijn middelbare school hadden we zo nu en dan optredens van echte artiesten. Zo was Drs. P bij ons op bezoek. In de kantine speelde hij vanaf het podium en achter de piano klassiekers als Heen en Weer en het onvolprezen Trojka. Met zijn typerende polygoonstem zong hij en kondigde hij elk nummer droogkomisch aan en af. Wij waren best fan.

Ook hadden we zanger-gitarist Daniel Sahuleka op bezoek. In de jaren zeventig en tachtig scoorde deze gitaarheld diverse hits. Zijn optreden vonden we een beetje saai, maar ach, er trad wel een heus artiest op, eentje die bij Top Pop kwam!

Wat we wel heel stoer vonden was Jules Deelder. Welke leraar hem uitgenodigd heeft weet ik niet, maar het optreden deed de nodige stof opwaaien in de lerarenkamer. De zwaarder gelovigen hadden wat moeite met Deelder. Hij zei wat over Jezus en een kruis. Wat weet ik niet meer precies, maar het speelde zich af op de berg Golgotha, en kruis werd ook meer metaforische zin gebruikt. Uiteraard kwam ook WOII voorbij. Deelder deed zijn befaamde ski heil-Hitlergroet. Wij vonden dat best hilarisch. Toch is Deelder daarna nooit meer teruggevraagd.

Toen Deelder klaar was met zijn voordracht verliet hij het podium richting een tot kleedlokaal gepromoveerd klaslokaal. Een sliert scholieren achtervolgde hem voor een handtekening. Ik ook. Deelder deelde uit en elke handtekening ging vergezeld van een motto of puntdicht.

Ik had geen papier bij me maar wel mijn Engelse tekstboek Regio, waaruit ik tussen de bedrijven door woordjes aan het leren was voor de overhoring later die dag. Ik was aan de beurt en Deelder schreef met zwarte Edding dwars over het boekje, ondertekend met een J die ook meedeed in het vormen van een D het mij toebedachte motto: beter opbranden dan uitdoven. 

donderdag 24 mei 2012

EENDJE

Vroeger liep ik dagelijks twee maal daags van huis naar christelijke basisschool De Voorhof. Je liep de hele tocht langs een zogenaamde waterpartij, in de zeventiger jaren een must in iedere nieuwbouwwijk. In het voorjaar waren die vergeven van de jonge eendjes die admiraalzwemmend achter moeder in het kroos naar larfjes en slakjes zochten. En kleine stukjes brood. De gezinnetjes begonnen met een kuiken of twaalf waarvan uiteindelijk maar een klein deel de volwassenheid bereikte. De rest diende als voedsel voor rat, reiger en snoek.

Het kwam geregeld voor dat er verstoten eendjes rondzwommen die, als ze te dicht bij de een of andere eendenmoeder kwamen, ook nog eens gepikt werden. Het waren de piepjonge verstotenen van de eendenmaatschappij. Mijn kleine jongenshartje brak bij het aanzien van dat wrede schouwspel. Het eendje in kwestie moest gered worden.

Tijdens de lunch stopte ik onopvallend stukjes brood in mijn broekzak die konden dienen als lokmiddel. Na het eten ging ik als een haas naar het stuk van de waterpartij waar eendje zich voor het laatst had laten zien. Ja hoor, daar zwom hij (of zij), nog steeds alleen, nog steeds belaagd door allerlei gemene roteenden.

Ik - de eendenredder - lokte eendje met de broodkruimels naar me toe en uiteindelijk lukte het me eendje zonder natte en bemodderde kleren te pakken te krijgen. Eendje was gered! Vervolgens ging ik met eendje in mijn knuistjes naar huis waar ik tot tranen geroerd het relaas deed van de wrede eendenwereld waaraan eendje onderdoor dreigde te gaan. Moeder kon niet anders dan eendje barmhartig in de herberg opnemen. Eerst in een doos met een badje in een hoek in de woonkamer, later liep eendje door het hele huis en de tuin. Het was een prettig speelkameraadje met als nadeel dat hij (of zij) niet zindelijk te krijgen was. Gek genoeg hadden we als naam voor eendje Kwakje gekozen.

Veel later mocht Kwakje naar een tamme-eendenverblijf nabij, waar Kwakje zich kon voorbereiden op de terugkeer in de eendenmaatschappij. Waar hij vast nog lang en gelukkig leefde en nog veel eendenkuikens produceerde. Maar toen was ik hem (of haar) al lang uit het oog verloren.

Sommige mensen hebben de sterke ingebouwde neiging om alle levende wezens die hulp behoeven, hulp te géven. Ik heb dat niet. Of niet meer. Het begon bij Kwakje de Eerste en hield op na Kwakje de Tweede. Nou ja, ik heb nog wel eens een schaap gered dat weinig parmantig op zijn rug lag en nodig gekanteld moest worden. 

dinsdag 17 april 2012

RETRO

Hoe deed je dat vroeger ook weer? Die vraag stel ik me de laatste tijd steeds vaker als ik de dingen van alledag als vanzelfsprekend over laat aan computer, iPad of smartphone. Ter illustratie: een Paasweekendje weg. Hoe gaat dat tegenwoordig?

Je boekt online een B&B waarvan je eerst, eveneens online, foto's hebt bekeken en recensies hebt gelezen. Aha, op loopafstand van een heel goed restaurant staat er. Dus ook dat restaurant check je online: hoe ziet het er uit, hoe is de sfeer, wat staat er op de kaart, wat vonden anderen, wat kost het? Dat ziet er prima uit dus je boekt, uiteraard online. Je checkt de omgeving online: fiets en wandelroutes te over. Google Earth laat zien dat het een mooie afwisselende lommerrijke omgeving is met veel water en heggen.

Je vertrekt en checkt heel smart hoe laat de treinen gaan. De avond tevoren heeft app Fiets! de route bepaald die moet worden afgelegd van A naar B via C. Dat wordt rijden van knooppuntnummer tot knooppuntnummer, waardoor je geen notie meer hebt van waar je op enig moment bent. Niet meer dan: op 3,7 km van het volgende knooppunt, waarna nog 4 knooppunten te gaan tot C.

De app mooi Noord-Limburg neemt je bij de hand. Met een druk op de knop vertelt iPadje je op welke afstand er restaurants, musea, bezienswaardigheden en ateliers zijn. En waar wandel- en fietstochten beginnen. Tijdens een regenachtig ontbijt check je Buienradar, zodat je weet dat je vanaf 10:50 uur droog kunt gaan fietsen.

Ja, hoe deed je dat vroeger ook weer? Je zocht een leuke B&B uit in het reiskatern van de Volkskrant, of je ging af op wat andere je tipten. En dan belde je ze op voor een reservering. Je kocht een fietskaart zodat je wist hoe je van A via B naar C moest fietsen, en welke mooie fietstochten er in de omgeving waren. Je zocht in het spoorboekje op hoe laat de trein vertrok en haalde een treinkaartje bij het loket. Vanuit de B&B aanvaardde je de fietstocht in regenpak, het regende immers, en het was volstrekt onduidelijk wanneer dat weer een keer ophield. Je vroeg de gastvrouw van de B&B om een aardig restaurantje in de buurt en belde op voor een reservering. Onderweg kwam je bij verrassing langs wonderschone kasteeltjes en prachtige theetuinen.

Tsja, of je leven en je uitjes er nou beter en mooier van worden, al dat ge-app en gecomputer, ik weet het niet. Wellicht moet ik om dat proefondervindelijk te ontdekken binnenkort maar eens een ouderwets retro-uitje boeken. Ik denk dat ik dat nog net kan.

VERSCHAF

Die crisis, ik vind het maar een ingewikkeld ding. Hoe kom je er aan, hoe kom je er af? En ook best belangrijk: wat doe je als je last van haar hebt? Het woord crisis komt oorspronkelijk uit het Grieks en betekent 'beslissend keerpunt'. Dat beslissende keerpunt duurt nu al jaren. Of hebben we hem nog niet bereikt en is dit alles slechts voorspel?

Het verbaast me dat crisis een vrouwelijk woord is. Terwijl de oorzaak van de gemiddelde crisis toch echt bij mannen ligt. Mannen kunnen daar niet zo veel aan doen want zo zijn ze nu eenmaal. Crises en oorlogen worden niet door vrouwen veroorzaakt. Hooguit ontstaan ze óm vrouwen. 

Een goede crisis hoort er gewoon bij zo af en toe, weten we sinds Kondratieff. Er is een voortdurende golfbeweging die gaat van hoog- naar laagconjunctuur en terug. Daar helpt geen lievemoederen aan. De crisis heeft ook iets te maken met de waarde van geld, die sinds het verdwijnen van de Gouden Standaard volstrekt nominaal is: wat de gek er voor geeft. En wat die gek er voor geeft - dus wat je er voor kan kopen - hangt af van zijn of haar vertrouwen in die nominale waarde. En banken en hypotheekverstrekkers hebben de afgelopen jaren erg hun best gedaan het consumentenvertrouwen te ondermijnen. Telkens je klanten bestelen en leningen met niet-bestaande leningen dekken die door niet-bestaande leningen worden gedekt: dat moet op een gegeven moment mis gaan. Gelukkig hebben overheden en EU's er meer baat bij de financiële boel bij elkaar te houden dan banken. Anders was dat 'beslissende keerpunt' vast al lang aangebroken.   

Hoe kom je er van af, van zo'n crisis? Dat is niet zo eenvoudig. Het is vooral een kwestie van uitzitten en wachten tot de hoogconjunctuur je uit je misère bevrijdt. Tips om die tijd zo goed mogelijk door te komen gaf ik al eerder: neem een volkstuin, koop zaaigoed en sla heel veel blikvoer in en ander voedsel dat lang bewaard kan worden. 

Maar wat zelden gezegd wordt is dat een crisis ook heel veel moois oplevert. Het is goed voor de karaktervorming van al die verwende patatgeneratiegenoten om zich eens druk te moeten maken om echt wezenlijke zaken. Bovendien komen er door de schrikbarende werkloosheid honderdduizenden handjes vrij om projecten te verwezenlijken die anders nooit gerealiseerd zouden kunnen worden. Al die honderdduizenden werklozen van de dertiger jaren hebben in Utrecht een groter en mooier Julianapark, een stadion Galgenwaard en een zwembad (het Zuilense Noorderbad) opgeleverd. En ook elders werd er flink gebouwd, gegraven en geplant. Het Amsterdamse Bos en de Bosbaan, het Goffertpark en -stadion in Nijmegen, het Zuiderpark in Den Haag, de Leidse Hout en het Kralingse Bos in Rotterdam. Wat zouden deze steden zijn zonder deze prachtige parken? De crisis heeft ook de Afsluitdijk en tientallen kanalen en ontginningen in het oosten en noorden van het land opgeleverd. En vliegveld Eelde. Bij de aanleg van het Amsterdamse Bos waren tot 1940 zo'n 20.000 werklozen werkzaam. En dat was een zware klus als ik de verhalen op internet lees. Sommigen waren blij dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zodat ze eindelijk verlost waren van die dwangarbeid. Ze konden stoppen, 'want toen kwam gódzijdank de oorlog' aldus een bejaarde werkloze ergens op internet. Blijkbaar gaat van een oorlog een crisis zo weer over. 

Inmiddels is Nederland veel te af om nieuwe grootschalige projecten van voornoemde omvang te starten. Maar ik weet wel wat. Het bij deze crisis vrijkomende arbeidspotentieel kan het beste ingezet worden om vooral in de zeventiger en tachtiger jaren begane dwalingen op ruimtelijke ordeningsgebied teniet te doen. In Utrecht kunnen we bijvoorbeeld blijmoedig met 1000 werklozen in ploegendienst een aanvang nemen met het afbreken van de Neudeflat als opwarmertje, om vervolgens Hoog Catharijne tot de laatste steen af te breken. De graafclub graaft inmiddels de Catharijnesingel weer volledig uit. Ach, en waarom pakken we de Tuylkade er niet gelijk bij, dat was ook een prachtig mooi watertje vroeger. 

In Amsterdam worden met vereende kracht alle gedempte grachten weer opengegraven en de Noord/Zuidlijn wordt handmatig, snel en zonder verzakkingen afgemaakt. Overbodige en landschapsvervuilende industrieterreinen worden afgebroken en omgevormd tot glorieuze ouderwetse weides waar je struikelt over de foeragerende grutto's en kieviten. Iedereen, allochtoon en autochtoon, jong en oud, man en vrouw, fietst zingend en opgeruimd naar een volgend af te maken Project. Wie zou zich niet aan zoiets moois en groots willen verbinden? Laat die crisis maar komen! Het is soms even doorbijten, dat zeker, maar je laat wel iets fantastisch en blijvends na aan het nageslacht. 

woensdag 4 april 2012

LIJST

Jaren geleden alweer nam ik deel aan een zogenaamd PEP-traject: een Personal Employability Program-traject dus, waarin deskundigen op basis van gesprekken - wie is je vader, wie is je moeder? - en tests je vertellen hoe het qua werk met je zit: zit je nog op je plek, en zo nee, welke plek is dan wel iets voor je, en waar kan je die vinden. Een goed traject, en de resultaten vormden eigenlijk een bevestiging van wat ik al dacht: ik blijf zo lang hangen in mijn functie - unit assistent beleid, een eufemisme voor een secretaresse - omdat die best wel bij me past. Dat is altijd fijn, als deskundigen bevestigen wat je denkt.
Uiteindelijk werden mij wat tips aan de hand gedaan van functies waar ik mij op kon richten als ik nog eens wat wilde met mijn leven. Ik moest maar eens secretaris worden vond men.

Een paar jaar later werd ik aangenomen als informatiespecialist. Voor de nieuwe functie deed ik een opleiding informatiemanagement. Het was een raar gezelschap, de studenten waartussen ik mij begaf. Veel brillen, veel 50+ vrouwen. Er waren opvallend veel mensen die bij een krimpreorganisatie de boot dreigden te missen, maar zich als reddingsboei vastklampten aan de geboden omscholing tot informatiespecialist. Opvallend veel mensen ook die - net als ik - bij de PEP-test uitzonderlijk laag zouden scoren op ambitie, of althans, het soort ambitie dat er uit bestaat dat je in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk minderen onder je krijgt om te managen of te behoofden. Tsja, als dat ambitie is...

Ik vind het achteraf best raar dat mij bij dat PEP-traject niet als tip voor de toekomst een baan als informatiespecialist is toebedacht. Terwijl dat toch geheel in lijn is met notoire en natuurlijke neiging om de werkelijkheid in lijstjes en systeempjes te proberen te vatten. Dat had men toch best uit al die gevoerde gesprekken en tests kunnen destilleren.

Al op de lagere school stelde ik dierenencyclopedieën samen en schreef ik licht geografische standaardwerken. Op de middelbare school catalogiseerde ik cassettebandjes dat het een lieve lust had. Ik typte elke top 20, 30 50, 100 over, maakte mijn eigen lijstjes en deed die lijstjes dan weer bij elkaar in mapjes, die samengevoegd als het ware samengevoegde mapjes vormden. Later zette ik al mijn LP's en CD's in een keurig nette excel-lijst zodat alles - het medium, het jaar, het genre, de titel, de artiest - direct te vinden was. Tijdens mijn studie legde ik multomapjes aan met keurig nette samenvattingen en samenvattingen van samenvattingen, zodat de essentie uiteindelijk tot een half A4-tje was teruggebracht. Meestal raakte ik onder meer door die aanpak uiteindelijk in tijdnood. Het zijn typisch de dingen die voor een informatiespecialist van belang zijn: categoriseren, standaardiseren, samenvatten, thesaurusje bouwen en ontsluiten maar!

Deze tijden van voortschrijdende digitalisering zijn de natte droom voor iedere lijstjesman (m/v). Je kunt online de meeste fantastische catalogi samenstellen van je boeken, je cd's, je lp's, je wandelingen, je foto's, je links, je hersenspinsels... Je kunt nu thuis hartstikke professioneel bibliotheekje spelen met Library Thing, waarin je je hele bibliotheek kan invoeren en met een app waarmee je boeken kan scannen met je mobiel om ze direct door te plaatsen op je wensenlijstje. Alles staat er in: wat je van een boek vindt, waar ie is, wat anderen er van vinden, wanneer je het gelezen hebt, enzovoort.

Sinds kort ben ik ook bezig met het invoeren van mijn complete muziekverzameling in het door Leo aanbevolen Discogs. Dat is een fantastische muziekbibliotheek, alias muzikale marktplaats. Het invoeren is wat bewerkelijk omdat werkelijk elke persing die ooit is uitgebracht apart moet worden ingevoerd op exact - maar dan ook exact - de afgesproken wijze. En als je iets fout invult komt de Discogs-politie in actie die je op niet mis te verstane wijze op je plaats wijst. Dat zouden we voor VluchtWeb ook op die manier moeten aanpakken, succes verzekerd!

Het is sowieso bewerkelijk als je een kleine 3000 lemma's hebt in te voeren, maar infospec-nerds vinden dat prachtig mooi werk voor regenachtige zondagmiddagen. En je krijgt er wat voor terug, want je krijgt met een druk op de knop de minimale en maximale waarde van je collectie te zien. Het is een leuk appeltje voor de dorst in deze aanstaande crisis, en dan heb ik nog geen 10% ingevoerd!

donderdag 22 maart 2012

BOEKENBAL EEN SUCCES!

Vorige week was het Boekenweek. Maar dat feit was niet de reden voor de boekenlounge en -veiling die het bibliotheekteam donderdag 15 maart organiseerde. De aanleiding vormden 13 dozen boeken die Athenaeum Boekhandel ons cadeau deed. Om geld binnen te halen voor het instrumentenfonds werden de boeken geveild en kon er geheel vrijblijvend geld in de koekendoos worden gegooid. Het eindresultaat mag er zijn!


Athenaeum Boekhandel doneert boeken
Alles staat klaar voor de start
Athenaeum Boekhandel kwam bij VluchtelingenWerk terecht voor de boeken die 'over' waren. Proefdrukken, inkijkexemplaren, leesexemplaren (waar is een boek anders voor?), een paar honderd boeken, van alles en nog wacht: dichtbundels, thrillers, romans - fictie en non-fictie - best sellers en worst sellers - boeken in het Nederlands, Engels, Duits, Frans - van alles zat er bij. 13 dozen vol. En wat doe je met zoveel boeken? Je organiseert een boekenlounge en -veiling. Zodat je geld overhoudt voor een goed doel en ook nog een leuke avond hebt. En een hoop mensen die naar huis gaan met een hoop leuke boeken.    

Sylvia 
Instrumentenfonds: een goed doel!
Het goede doel waar de opbrengst van veiling en lounge naartoe gaat is het instrumentenfonds van het project Integratie in Harmonie. Sylvia zette uiteen wat het project behelst. Het idee is helder: regionale orkesten en vluchtelingen bundelen hun muzikale krachten om gezamenlijk tot een mooi muzikaal programma te komen. Maar niet iedere vluchteling heeft zijn of haar instrument mee kunnen nemen. En sommigen zijn pas sinds dit project aan het musiceren geslagen. De aanschaf van een instrument is niet niks. Een instrumentenfonds is kortom bepaald geen overbodige luxe.      

De boeken lagen prachtig uitgestald, er waren drankjes en nootjes, er was bibliothecair verantwoorde muziek, er was een afslager met hamer, er waren tal val leesgierige collega's en er was een koekendoos waar eenieder geld in mocht stoppen. Het feest kon van start.

Pander Geert
Geert in control als afslager
Geert D. was volledig in zijn element als afslager danwel pander, een functie die goed aansluit bij zijn onkreukbare reputatie als controller. Gewapend met zijn houten hamer dreef hij de prijzen langzaam maar zeker op. Het eerste boek - de biografie van Obama - leverde via een bellende bieder €7,50 op, daarna gingen de prijzen door het dak. Boeken die nieuw nog geen vijf euro opleveren gingen hier al gauw voor meer dan 15 of 20 euro de deur uit. Zelfs dummies waar behalve op de kaft geen letter in stond gingen voor 12 euro de deur uit.  

Er werden onder het mom van deze veiling kamerruzies uitgevochten. De keuze van de boeken waarop sommigen fanatiek een bod uitbrachten gaf bijzonder veel prijs over de fantasieën en hersenspinsels van de bieder. De een had 20 euro over voor een boekje met experttips over hoe je een mooie volle bos haar krijgt, de ander bood alsof haar leven er van af hing grif geld voor de allerbloedigste thrillers. Een veiling maakt oerinstincten in je collega's los en laat dingen zien die je soms liever niet gezien had. Maar dat zijn allemaal maar bijkomstigheden.  

Rondedansje Marja 
En wat brengt dat nu op?
Want de hamvraag is natuurlijk: wat heeft het nu eindelijk opgeleverd voor ons Goede Doel? Nou, best veel! Want zonder dat we alle boeken kwijt zijn staat de teller al op 360 euro! En dat is een mooi bedrag. Daar kunnen flink wat instrumenten voor gekocht worden. Dank allen voor jullie bijdrage, en natuurlijk Athenaeum Boekhandel voor de boeken!








dinsdag 13 maart 2012

JAPAN REVISITED


Onlangs werd bekend dat de toestand in Fukushima, Japan, veel ernstiger was dan werd aangenomen. De aardbeving en tsunami van 11 maart 2011 leken een kettingreactie teweeg te brengen die zijn weerga niet kent in kernrampenland. Men was al bezig met plannen voor de evacuatie van Tokio. Ik ben bijzonder benieuwd hoe je dat doet, een stad met zo'n 30 miljoen inwoners evacueren. Als de NS echt een slechte dag heeft dan zie je verontrustende beelden van gestrande reizigers die zij aan zij op stretchers in de Jaarbeurshal liggen. Stel je voor, dat maal 10 miljoen!

Ik heb me voor mijn reis naar Japan nauwelijks ingelezen. Ik heb links en rechts wat verhalen gehoord en tips gekregen van mensen die er waren geweest en zelfs van een raszuivere Japanse. Natuurlijk ben ik bekend met rare Japanse fenomenen als kamikaze en hara kiri, ik weet dat Japanners kicken op extreem kinderachtig of extreem gewelddadig en dat ze ultra-sadistische banana splitgrappen hilarisch vinden. Kortom: ik had wel een beeld.

Maar dat beeld werd niet bevestigd. Oké, Japanners zijn in sommige opzichten een beetje raar. Ze kijken elkaar niet aan, wat heel maf is als westerling. En de af en toe extreem onderdanige houding is ook vreemd, evenals de manier waarop men elkaar begroet. Het maken van een tosti of het zetten van koffie is voor Japanners een welhaast rituele handeling. Maar al dit 'vreemd' legde ik voor mijzelf uit als iets positiefs: in Japan heeft men nog respect voor elkaar, in Japan weet men zich tenminste te gedragen in de openbare ruimte, in Japan worden de dingen - of het nu koffiezetten of een tempura bakken is - met zorg, rust en aandacht uitgevoerd, in Japan kleden de mensen zich netjes, enzovoorts.

In de Trouw verschenen afgelopen weken verschillende interessante artikelen van Sybilla Claus, de vrouw ter plaatse in Japan. Zij schreef ernstig verontrustende artikelen waardoor ik mijn beeld van Japan met terugwerkende kracht toch een beetje dom of op zijn minst westers etnocentrisch vond.

Een artikel ging over het liefdesleven van Japanners, en dan vooral het ontbreken daarvan. Relaties aanknopen vinden ze ingewikkeld nadat eeuwenlang relatie-gen is gedegenereerd door gearrangeerde huwelijken. Vrouwen willen rijke mannen, mannen willen geen gezeur en verliezen zich in workaholism. Want dat hoort, dat is ook cultuur. Het resultaat: de geboortecijfers liggen inmiddels zo laag dat vergrijzing in Japan een gigantisch probleem wordt. Porno en prostitutie zijn booming business.

Wat ik ook opvallend vond was dat Japanners als voornaamste voorbehoedsmiddelen onthouding, het condoom en abortus kennen. Slechts 2% van de vrouwen gebruikt de pil: de pil is voor hoeren. "Een door mannen gedomineerde samenleving geeft de voorkeur aan een door mannen beheerst voorbehoedmiddel" heet dat. Tsja, en dat op Vrouwendag...

Bij tempels zag je geregeld groepjes maffe stenen poppetjes staan met sjaaltjes of kleertjes aan. Leuk voor een foto, maar ik had geen idee wat het te beduiden had. Het bleken zogenaamde mizuko's te zijn, zogenaamde 'waterkinderen' die de zielen symboliseren van de geaborteerde foetussen. En de ouders komen dan jaarlijks terug om hun 'kindje' van een sjaaltje of mutsje te voorzien.

Gisteren stond er weer een verhaal in de krant over zogenaamde hikikomori: degenen die niet mee kunnen in de Japanse ratrace van werk en collectiviteit. Die geen zin hebben gepest te worden in een land waar dat toch echt je eigen schuld is en een schande bovendien. Die zich terugtrekken op hun kamertje achter de computer, maar wel blijven wonen bij hun ouders, waarmee ze op voet van oorlog verkeren, want geen baan betekent in Japan geen woning. Dat ze op voet van oorlog verkeren met hun ouder (in casu: hun moeder) is ook niet gek. De opvoedpraktijken zijn ook extreem, en in ieder geval niet extreem liefdevol. Je kunt de opvoeding net zo goed overlaten aan een robot is de mening van menig hikikomori.

Het is duidelijk: je te veel verdiepen in een land kun je beter niet doen. Want dan verandert elk land in waar wij Hollanders heel wat van kunnen leren in een land van hikikimori's en mizuko's.

woensdag 7 maart 2012

OUD


Soms vraag je je af of je nu echt definitief een oude lul aan het worden bent is een rare formulering als je eigenlijk bedoelt dat ik dit mezélf afvraag. Toch is dat de formulering die bij wijze van spreken uit de pen vloeit. Gebruik ik die formulering omdat ik bang ben voor het antwoord op deze ongetwijfeld retorische vraag, en om de vraag zo een min of meer universeel karakter te geven, alsof het een vraag is die iedereen zich zo nu en dan stelt? Het zou zo maar kunnen.

De aanleiding voor al deze gedachten zijn de ervaringen van een aantal concertjes waar ik de afgelopen maanden heen ben geweest. De vraag in kwestie: begin ik nou echt een oude lul te worden of is het echt zo dat het publiek tijdens liveconcerten steeds minder interesse lijkt te  hebben voor datgeen waarvoor iemand volgens mij normaal gesproken naar een poptempel, concertpodium of concerthal gaat: het bekijken en beluisteren van en dansen en uit je plaat gaan op het optreden van een tof bandje.  

Een concert is tegenwoordig een social media event. Je maakt een paar foto's en filmpjes, voegt er een leuk bedoelde quote aan toe en deelt die op het een of andere sociale medium met al je vrienden die er niet bij waren. Een concert is iets waar je bij geweest moet zijn om het er bij geweest zijn, niet omdat het een waaaaanzinnig optreden is met te gekke muzikanten die met een enorme drive dikke vette nummers neerzetten. Een concert is verworden tot de soundtrack van een vrijgezellenfeest waar lekker bij gelald, gezopen en om elkaars nek gehangen kan worden. Een concert is het hinderlijke live gespeelde lawaai waardoor het vaak lastig is de week te bespreken of je relatiecrisis door te nemen met je vrienden. Ik kan het mis hebben, maar ik dacht dat daarvoor nou net kroegen waren uitgevonden.

Wat die social media betreft: daar ben ik een beetje dubbel in. Het is suf als de helft van de concertbezoekers met zijn telefoontje het concert aan het opnemen is, maar het is de volgende dag wel weer leuk als je een filmpje kan bekijken van het concert waar je bij was. Dus vooruit, ook een oude lul moet een beetje met zijn tijd meegaan, dat moet kunnen. Maar moeten goedwillende geïnteresseerde voorbeeldige concertbezoekers zoals ik tijdens de zachte en middelzachte passages tijdens het concert zich dan maar gewoon níét ergeren aan het geroezemoes in de zaal waardoor je de muziek nauwelijks meer kan horen? Ik dacht het niet! Ik vind dat die altijd aanwezige mannetjes met een V-tje op de revers – die je vroeger natuurlijk nooit zag in een concertzaal, nergens voor nodig – deze personen na een eenmalige waarschuwing netjes uit de zaal dienen te verwijderen zodat de echte concertbezoeker wordt gevrijwaard van dit soort misstanden. Noem het de concertpolitie.  

Het zou best kunnen zijn dat vroeger (ja, inderdaad als je over vroeger begint dan bén je een ouwe lul…) de muziek harder stond. In de tachtiger jaren was de gehoorbeschadiging ternauwernood uitgevonden. Ik kan me concerten herinneren waarvan je nog dagen later een piep in je oren had (Shockheaded Peters, Wiseblood, Urban Dance Squad kon er ook wat van). Het was niet eens mogelijk een gesprek te voeren als zo’n bandje speelde. Maar zelfs al was het wel mogelijk, je deed het niet, uit puur respect voor de muzikanten op het podium. Logisch. Tsja, vroeger…

maandag 20 februari 2012

VRIEND


Een dikke maand geleden kwam ik bij een cd-presentatie van de onvolprezen Faraways een oude vriend van me tegen. Althans, vriend? Wat is een vriend. Ik heb een paar jaar met hem in een bandje gespeeld. Mijn eerste bandje, het Vianees-Nieuwegeinse gezelschap J.M. Crew. Een soort hele slechte Red Hot Chili Pepperskloon. We hebben het over eind jaren '80, toen de Peppers nog een tamelijk obscuur bandje vormden, vermaard om zijn sokact.

Ik had Laurens - ja, laten we hem Laurens noemen, want zo heet hij - al een kleine twintig jaar niet gezien. Het ging niet zo goed met hem. Hij had een hele slechte tijd achter de rug. En laat dat achter de rug ook maar weg. Toevallig had ik een paar weken daarvoor nog aan hem gedacht. Ik had een liedje in mijn hoofd - 'Dokter, ik heb een liedje in mijn hoofd!' - van voornoemde J.M. Crew dat door hem bedacht was. Maf om hem daar ineens tegen het lijf te lopen. We hebben ontzettend leuk zitten praten. Het hield gewoon niet op. Dat je je afvraagt: waarom heb ik jou twintig jaar niet gezien? Terwijl je zo'n toffe peer bent... Waar is het mis gegaan?

Van het weekend was ik op een feestje van een oud-huisgenote van het IBB. Laten we haar Mercedes noemen - ja, Mercedes, want zo heet zij! Ik kwam haar maanden terug tegen op het wereldwijde web. Haar twitternaam was Benzemens. En dat was precies de bijnaam die ik haar indertijd had gegeven. Ik ben nogal bijnamerig moet je weten.

We zijn die avond met een heleboel oude lullen (m/v) naar de Ouwe Lullen Disco geweest. Het was gezellig, maar soms ook lichtelijk genant. Veertig plussers die fanatiek dansen in een ruimte waar niet gerookt mag worden, dat ruikt niet lekker! En wat een vleesmarkt. En wat doen 40 plussers raar als ze gedronken hebben.
Het erge is: je doet gewoon mee. Ik heb - god vergeef me - toch weer 8 minuten lang 'paradise by the dashboard light' gespeeld met best een leuk dansmariekje, tevens gelukkig getrouwde moeder van drie kinderen.

Het was ontzettend leuk om Benzemensje en Lambiek (ik was inmiddels vergeten dat Benzemens' partner Geert Jan heette en kon alleen nog op zijn bijnaam komen, ja, ik ben nogal bijnamerig) en zo nog een paar weer te zien en te spreken. Als vanouds, je pakt zo de draad weer op, het is verbazingwekkend hoe weinig mensen veranderen. Het was leuk! Dat je je afvraagt: waarom heb ik jou vijftien jaar niet gezien en gesproken? En dat je je uiteindelijk ook afvraagt: waarom heb ik nou niet net de laatste trein wél gehaald, zodat ik geen taxi van Amersfoort naar Utrecht hoef te nemen? Afijn, zo'n avond dus.

Het blijft soms een raadsel: waarom ben je met de een altijd bevriend gebleven en met de ander niet? Het lijkt meer met toeval te maken te hebben dan met honderd karaats vriendschap. Toeval. Dat je op een belangrijk moment er simpelweg bent, of juist net niet. Dat een van beiden toch weer het initiatief neemt voor een afspraak. Dat je elkaar tegenkomt bij wederzijdse vrienden. Bij sommigen blijft het een volkomen raadsel waarom de vriendschap blijft bestaan. Maar om de een of andere manier is het toch logisch. Je collega's zie je een stuk vaker en zij weten vaak meer van je dan je oude vrienden. Idem dito voor je volleybalvriendjes, bandleden, mede-vrijwilligerswerkers, enzovoorts. Vrienden als verlengstuk van een hobby? Of zijn het simpelweg de plekken waar onwillekeurig en voortdurend het selectieproces plaatsvindt van vriendenschaar in brede zin tot echte vriend?

Ik had dit stukje al tijden in mijn hoofd - 'dokter, ik heb een stukje in mijn hoofd' - maar het was nog ongeschreven, toen ik het prachtige boek In ongenade las van Coetzee. Daarin staat dat friend komt van het Oudengelse freond en dat komt weer van het werkwoord freon, houden van. Dat had ik me nooit gerealiseerd. Maar ik vermoed dat dat toch de essentie is van dat zo diffuse begrip vriend.

vrijdag 6 januari 2012

AARD

Om het jaar in te luiden slaat in Japan om twaalf uur in elke tempel een monnik 108 keer op een bel. Voor elke menselijke zwakheid een keer. Een mooi gebruik vind ik dat. Dat dit een jaarlijks terugkerend fenomeen is vind ik ook mooi. Daar spreekt al uit dat de zwakheden die ze vertegenwoordigen er altijd waren, zijn en zullen zijn. Niets zo voorspelbaar als de mens.

In Nederland hebben we het met Oudjaar niet over zwakheden maar over goede voornemens. Terwijl die goede voornemens natuurlijk nodig zijn vanwege allerlei zwakheden. Ook ik heb weer goede voornemens. Ik houd me aan sommige - niet meer roken en nagelbijten - al acht dagen. In de meeste gevallen gaat het uiteindelijk weer fout met die goede voornemens en kun je volgend jaar met een gerust hart weer 108 keer op de bel slaan ter meerdere eer en  glorie aan de menselijke zwakheden.

Ik weet niet om welke 108 zwakheden het in Japan precies gaat, maar ik neem aan dat ze universeel zijn. Nu heeft het ene volk naar zijn volksaardje meer last van de ene, de ander van de ander zwakheid. Wij Nederlanders kunnen in een paar van onze zwakheden in ieder geval een hoop leren van de Japanners. Neem van onderstaande positieve kwalificaties van de Japanners het omgekeerde en je komt uit bij even zovele zwakheden van Nederlanders.

Respect
Met respect bedoel ik niet de Nederlandse volstrekt verwaterde variant, waarin respect is verworden tot iets waarop je je te onpas beroept als een gezagsdrager of burgerman je ergens op aanspreekt. Respect spreekt uit de gehele wijze waarop mensen in Japan met elkaar omgaan, met als belangrijkste exponent het buigen bij wijze van begroeting. Maar ook de manier waarop Japanners zich gedragen in het openbaar vervoer en in het verkeer getuigt van respect voor de ander. Japanners zijn van het nieuwe rijden en zijn dames en heren in het verkeer. Zelfs de ambulances en pizzakoeriers rijden er rustig. In propjevolle metro's is het toch rustig en aangenaam reizen, omdat men niet telefoneert en niet luid converseert.

Het respect geldt niet alleen de mensen, maar ook zijn eigendommen. Aan graffiti doen ze hier niet, aan andere vormen van vandalisme evenmin. Als je van de drukke hoofdstraten afwijkt kom je in straatjes terecht die dorps aandoen. Plantenbakken, gietertjes, kraantjes, exotische tuinkabouters, alles staat buiten, maar niemand die het in zijn hoofd haalt iets te stelen of te mollen.



Zorgvuldigheid
Ga naar koffiehuis Kajimaya in Shinjuku, Tokio, ga zitten aan de bar en kijk toe hoe het koffiezetten als bijna rituele serie handelingen wordt uitgevoerd. De rust, het geduld, de zorgvuldigheid, de precisie. Het malen, het overdoen van de gemalen koffie in een filter, het overgieten van het kokende water in een kan om het te laten afkoelen tot precies de juiste temperatuur, het opgieten, het voorverwarmen van de kopjes, het inschenken, alles voor het perfect kopje koffie. En dat geldt niet alleen koffie. En niet alleen het zetten, ook het drinken er van.
Waar wij voortstuiteren van de ene afspraak naar de ander, 's avonds snel een maaltijd in de magnetron gooien om hem zonder proeven op te eten omdat we haast hebben want kind 2 moet naar jazzballet... 

Dienstbaarheid
Serveersters die op hun knieën gaan bij het overhandigen van drankkaart of rekening, het lijkt wat overdreven. Maar wat is het heerlijk om goed, zorgvuldig en gedienstig bediend te worden. En je welkom te voelen als je een eethuisje betreedt, al het bedienend personeel knikt en buigt je uitnodigend toe en zij gaan zorgen dat het helemaal goedkomt. En als je weggaat zwaait het hele team je weer uit.

Ik voel ineens nog veel meer goede voornemens bij me opkomen.

donderdag 5 januari 2012

OKSEL

Een kroeg vinden in Tokio is nog niet zo eenvoudig. Koffie- en eettentjes zijn er te over, kroegen zijn - althans voor een paar toeristen die Shinjuku niet goed kennen - dun gezaaid.

We komen bij onze zoektocht uit in een kroeg, Rockbar Zoo genaamd. We zijn bang in zo'n hardrockcafé terecht te komen, waarvan elke zichzelf respecterende wereldstad er een heeft. Dat is niet het geval, dit is een soort vinylbar. De uitbater - een vriendelijke bedachtzame man van eind vijftig - heeft een gigantische verzameling zestiger- en zeventigerjarenmuziek op vinyl. Een verzameling die veel geld waard is. Originele Amerikaanse persingen met een hoge collectioneurswaarde. Hij vraagt: "Do you like music?" Ja, natuurlijk, daar houden wij wel van! Jefferson Airplane komt voorbij, the Stones, the Who, iets vaags en psychedelisch, en op verzoek Sly Stone en James Brown. De muziek knalt hard door de ruimte en we worden nog vermaakt door allemaal schattige hondjes op tv.

We worden al snel vrienden met twee stamgasten, een man uit Hiroshima en ene meneer Takahashi. Hun Engels houdt niet echt over, maar met muziek als gemeenschappelijk onderwerp proberen we er het beste van te maken. Als we de namen van bands of artiesten herkennen knikken we dolenthousiast (jennekkermen is Jan Akkerman, voekoes is natuurlijk Focus). Ergens halverwege het zoveelste biertje vindt Takahashi dat we acuut ergens anders heen moeten. Hij betaalt de complete rekening (en drank is duur in Japan) en vervolgens de taxi, die ons naar café Slowhand brengt.

De kroeg is, zoals te verwachten valt, van een Eric Claptonfan. Het is een donker kroegje met hooguit zeven zitplaatsen, posters van Clapton en de Blues Brothers aan de muren, vijf gitaarversterkers achterin tegen de muur. Achter de bar staat het vol met cd's en dvd's en een oude tv. Het is een soort huiskamer - barman bakt omelet die wordt verdeeld over zes kommetjes, voor elke aanwezige een en te eten met stokjes - waar je met vrienden je favoriete muziek kijkt en luistert. Het is gezellig, de biertjes komen door en ik moet uiteraard sake on the rocks proberen. Lekker!

Otis Redding komt voorbij, the Blues Brothers, Clapton, Sam and Dave, Led Zeppelin en een aantal klassiekers uit Saturday Night Live: parodieën op Joe Cocker met zijn 'tweelingbroer' en een persiflage op een straalbezopen Patti Smith met imposante bossen haar onder haar oksels. Humour does belong in music.

In het café treffen we ook de eerste Japanner die goed Engels spreekt. Kyo heeft in Engeland gewoond en gewekt in de music bizz. Maar ook met Japanners die goed Engels spreken is het moeilijk een goed gesprek te voeren. Een goed gesprek naar onze maatstaven dan. De cultuur hè. Vragen die iets te dicht bij komen - en dat komen ze vrij snel - worden simpelweg terzijde geschoven en niet beantwoord. Maakt ook niet uit, het is er gezellig.

Uiteindelijk betaalt Takahashi ook hier alle drank en happies en worden we door een vage dronken Chinees naar de taxi begeleid, die ons netjes bij het hotel afzet.

Wat leert ons deze avond? Het is moeilijk je eigen bier te betalen in Japan, Japanners zijn ontzettend into oude muziek, een diep gesprek voeren met Japanners is moeilijk en Focus en Jan Akkerman zijn in Japan nog lang niet vergeten!

maandag 2 januari 2012

POPHOND

Waar je in Tokio ook over straat wandelt, nergens hoef je bang te zijn om in een hondendrol te gaan staan. En dat is erg plezierig! Ik heb nog geen hondendrol gezien, maar wel honden. Nou ja, honden... voorouder wolf schaamt zich de ogen uit de kop bij het aanzien van zoveel popperigheid.

Bijna alle hondjes hebben kekke kleurige jasjes aan en zijn van het formaat fors uitgevallen cavia. De haartjes zien er doorgaans glanzend gewassen en geborsteld uit, de staartjes zijn mooi opgetoupeerd en de hondjes zijn versierd met strikjes en kraaltjes. Het zijn honden die dienen als modeaccessoire of als levende pop voor de kinderen. Ze zitten vaak in kinderwagentjes of worden getild, want voor een beetje doorlopen zijn ze niet gemaakt. Als je een te apporteren stok verkeerd naar ze werpt dan zijn ze gegarandeerd dood.

Hondenwagentjes
Op tv in een rockcafé zien we een heel programma over dieren. Niet alleen honden, alle dieren die iets schattigs hebben mogen er aan meedoen. We zien de avonturen van zo'n klein beverig hondje met van die ogen die er elk moment kunnen uitpoppen: hondje in zwembad, hondje in de sauna, hondje met vriendjes, hondje in het hondenrestaurant, enzovoort. Het is een godswonder dat hondje de draaidag zonder hartaanval heeft overleefd.

Een ander onderdeel van het programma is een soort idols voor puppy's: een heel zoet Japans meisje krijgt drie puppy's te logeren en daar doet ze allemaal leuke dingen mee – ze wassen, hun haren kammen, hun poep opruimen – uiteraard geen drolletje in beeld, voor elk drolletje verschijnt een roze poepicoontje – spelen, knuffelen, slapen, eten. Het zijn alledrie de allerpopperigste hondjes die je je kunt voorstellen, maar wel allemaal van een ander merk. En aan het eind van het programma moet ze dan kiezen, een heel drama natuurlijk!
Hondengarderobe

In een dure wijk van Tokio komen we langs twee alleraardigste hondenkledingwinkels. Je kan er voor grof geld de prachtigste kledingstukjes en accessoires kopen. Ook hebben ze speciale kinderwagentjes voor hondjes en opbergkastjes voor de hele hondengarderobe.

De hond in Tokio wordt geheel en al ontdaan van zijn hondheid. Als Marianne Thieme het zou zijn zou dat geheid tot kamervragen leiden. Terwijl deze omgang met de hond wat mij betreft direct geëxporteerd mag worden naar Nederland. 

TOILET

Geen volk is beter terug te herkennen aan zijn toiletpot dan de Japanners. Je herkent de zowel hun angst voor de overdracht van potentiële ziekteverwekkers als de wil om met inzet van de techniek het leven op elk vlak - zelfs dit - te veraangenamen.

In sommige cafeetjes en restaurants kom je opstapplees tegen. Hele nieuwerwetse en hele schone trouwens vergeleken bij wat je vroeger op Franse campings tegenkwam. In he Skinkazan - de supersneltrein - worden ze voor het onderscheid aangeduid als 'Japanese toilet.'  Zo'n toilet is voor Japanners ideaal, want je hoeft niks aan te raken waar anderen aan of op hebben gezeten. De opstapplee is hoe dan ook een stuk hygiënischer dan waar wij het in Nederland mee moeten doen.

De andere wc die je tegenkomt is een hightechmodel met verwarmde zitting en een heleboel knopjes waarmee je iets in gang of juist uit kan zetten. Wat precies is me niet geheel duidelijk, maar die verwarmde zitting veraangenaamt het verblijf zeker. De icoontjes zeggen mij dat er een soort billendouchefunctie  op zit, maar dit heb ik nog niet durven uitproberen. Ook mooi is dat de stortbak vaak wordt gevuld door een kraantje dat uitkomt in een soort wasbakje boven de stortbak, waar ter decoratie soms wat schelpjes of andere frutsels in liggen, en waar vanuit het water doorstroomt de stortbak in.

Op de hotelkamer hebben we een wc die spontaan water laat stromen als je er op plaatsneemt. In de verklarende tekst staat dat dit is om embarrassing noises te verdoezelen in een sluier van beekgeruis. Het is duidelijk: we kunnen op toiletgebied nog een hoop leren van de Japanners!