donderdag 13 maart 2014

SPELEN

Vandaag is er geen BIERTJE?! maar een spelletjesavond, alhier op het Landelijk Bureau. Ruim twintig collega's zijn van de partij - een kwart van de medewerkers van het LB - en onderzoek wijst uit dat dit een ongebruikelijk hoge score is voor een krimpende organisatie. De enthousiaste deelnemers zijn vandaag met achterbakken vol spelletjes en borrelnoten naar kantoor gekomen. Resultaat: meer spelletjes dan deelnemers! Iedereen kan in zijn eentje drie spelletjes doen. 

Niet iedereen doet mee. Naast de gebruikelijke redenen (hond, kat, kind, smoes, 'o, is dat vanavond?') waren er ook veel afmeldingen op grond van de volgende reden: ik hou niet van spelletjes. We leven in een vrij land - nog wel - dus iedereen is vrij zijn of haar redenen te hebben om al dan niet mee te doen. Maar toch, ik hou niet van spelletjes, het is mij te categorisch. Ik hou niet van groente. Ik hou niet van sport. Ik hou niet van lezen. Ik hou niet van spelletjes... Ik hou op zich wél van spelletjes, maar van heel veel spelletjes ook niet. Er zijn spelletjes die ik leuk vind, er zijn spelletjes die ik bere-irritant vind. Risk bijvoorbeeld. Dat is al iets minder categorisch.

Ik kom uit een gezin van spelletjes, wat niet zo gek is gezien het feit dat mijn moeder in haar werkzame leven fröbeljuf was. We speelden hogertje-lagertje, pimpampet, puzzel, master mind, barricade, kaart, scrabble, monopoly, stratego en buiten. Buiten bestond bijvoorbeeld uit touwknopen en buskruiten, avond aan avond aan avond. Op de middelbare school was het in de pauze veel klaverjassen en in de kroeg (waar je al op je zestiende bier mocht drinken, goede oude tijd) toepten we lange avonden om stuivers. Ik heb vakanties meegemaakt waarop ik met mijn vrienden elk moment dat we niet aan het eten, wandelen, douchen etc. waren, we klaverjasten. Liefst in de campingkroeg, met onze strooien hoeden op en kettingrokend uit een enorme communale buil shag. Of onder een lantaarnpaal als de kroeg sloot en het spel nog niet gedaan was.

Tsja... hoe zou het nou zitten? Is of je van spelletjes houdt nu aangeboren of aangeleerd? Nature or nurture? Is het zo dat wanneer je bepaalde persoonlijke eigenschappen bezit je dan minder geneigd bent om van spelletjes te houden? Of kunnen je ouders je door goed begeleide verplichte spelletjeszondagmiddagen toch warm maken voor spelletjes en je omvormen van spelletjeshater tot spelletjesliefhebber? Ik ben bijzonder benieuwd naar de antwoorden op deze vragen, het lijkt me een prachtig mooi onderwerp voor wat gedegen sociaalwetenschappelijk onderzoek. Willen jullie mijn onderzoekspopulatie zijn? Ik garandeer jullie volledige anonimiteit, mocht dat gewenst zijn. En ik oordeel niet. Of je nou van spelletjes houdt of niet!