zondag 1 februari 2009

REUS

Het is woensdag. Ik sta voor het Landelijk Bureau te wachten op groen licht om het Surinameplein over te steken. Trams en auto's in alle soorten en maten trekken in vliegende vaart, met veel geronk en fijnstof uitbrakend, voorbij. Naast mij schiet een bejaarde vrouw in een scootmobiel pardoes met het voorwiel de weg op. Een vrachtauto nadert. Ze schiet in de remmen en zet de mobiel schielijk in de achteruit. Ze is net op tijd weer op de stoep. Ik zeg haar dat dit inderdaad een levensgevaarlijk punt is. Vanuit het Landelijk Bureau heb ik al meerdere aanrijdingen gezien. Het verbaast haar niks. Zij heeft ook al het een en ander meegemaakt op deze plek. De vrouw komt duidelijk van goeden huize. Ze praat geaffecteerd, draagt bont en heeft zich voor iemand van in de 70 onberispelijk opgemaakt. Er is onmiskenbaar een 'bejaardenluchtje' te ruiken door de uitlaatgassen heen.

Het stoplicht springt op groen en getweeën steken we over. Ver komen we niet, we komen voor een volgend rood licht te staan. Met haar deftige, licht krakende stem begint ze ins Blaue hinein een verhaal te vertellen, een legende, over de reus Christoffel. Hij helpt reizigers met het oversteken van een woeste rivier. Dat hoort er blijkbaar bij als je je leven wijdt aan het dienen van Christus, zoals deze Grote Vriendelijke Reus. Op een goede dag moet hij een klein kind overzetten. Naarmate de overtocht vordert, wordt het kind zwaarder en zwaarder. De reus zakt bijkans door zijn hoeven. Hoe is dit mogelijk? Dit is maar op een manier te verklaren: het is het kindeke Jezus.

Inmiddels is het stoplicht alweer op groen gesprongen en weer op rood. Ik vind het niet gepast om halverwege haar verhaal er tussenuit te knijpen, maar ze lijkt nu toch echt te gaan afronden. Ze begint echter direct aan een volgende sage of legende. De auto's komen tot stilstand en ons licht gaat weer op groen. De vrouw maakt nog steeds geen enkele aanstalt om over te steken en verhaalt vrolijk verder. Ik wijs op het groene stoplichtmannetje en zeg dat we kunnen oversteken. Op de een of ander manier ziet ze dit als een afwijzing. Ze wendt haar hoofd af, zet de scootmobiel in beweging en gaat hobbeldebobbel de tramrails over. Het stoplicht springt net op rood als we gezamenlijk het laatste deel van de oversteek beginnen. We zijn net op de stoep als de hele grommende blikken bende in beweging komt. De vrouw gaat zonder me nog een blik van afscheid waardig te gunnen haars weegs. Onze oversteek zit er op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten