Bij mij bezoek aan Jordanië heb ik me laten onderdompelen in het expatwereldje van Amman. Of expatwereldje, zeg maar gerust expatwereld. Jordanië is in de regio het land - en Amman de stad - waar de meeste ambassades en bedrijven gevestigd zijn. Er zijn dus ook erg veel expats. In de rijkere wijken (met name Abdoun) zijn zwaar beveiligde ambassades en enorme patserhuizen met weelderige tuinen en ook met beveiliging.
Zo'n expatgemeenschap leent zich bijzonder goed voor een soap. Het deed me denken aan Desperate Housewives: mannen die de helft van de tijd in het buitenland zijn of gewoon weg, vrouwen die zich bezighouden met het vervoeren van hun kroost van voetbalclub naar International High School naar pianoles, met het organiseren van liefdadigheden en uitjes voor de eigen gemeenschap (barbecueweekend in de woestijn) en natuurlijk veel feesten en partijen, om wat voor reden dan ook. Veel van de expats hebben trouwens een chauffeur die met de kinderen rondrijden.
Tijdens mijn bezoek ben ik met de Nederlandse club wezen fietsen door de Jordaanvallei en langs de Dode Zee. De geweldige fietstocht werd afgesloten met een fantastische barbecue, verzorgd door een viertal Bedoeïenen. En die kunnen barbecueën! Met een ander expatclubje zijn we naar een duur hotel nabij de Dode Zee geweest met een tropisch buiten-zwemparadijs er bij, en een meneer die elke keer je waterpijp stopte. Op de BritClub - bij de Britse ambassade dus - kon worden gezwommen, gevoetbald, getennist, gezopen en gepraat met westerlingen van all over the world. Ook die club was zwaar beveiligd. Ik ben nog bij de ambassadeur thuis geweest, en hun huis - dat ook door U, belastingbetaler, wordt betaald - mocht er best wezen. Mijn flatje paste in de woonkamer. Uiteraard heeft elk gezin zijn eigen huishoudster (of drie), een meestal Filippijnse maid. Want al dat woestijnzand moet wel elke dag worden weggepoetst, en de auto moet minstens twee keer per week in het sop.
Zoals het een expat betaamt zijn we elke ochtend wezen koffiedrinken bij Starbucks en we hebben ons bijna ongans gegeten in de meeste exclusieve restaurants van het land. Het beste sushirestaurant waar ik ooit ben geweest - laat het Marianne Thieme niet horen, maar ik heb blauwvintonijn gegeten... - en het beste Arabische restaurant: Fakhr El-Din. Bediend door een gedienstige tiental obers - een voor het brood, vijf voor de koude gerechten, een voor de waterpijp, een voor de raki, een voor de betere gesprekken, een reserve-ober - kregen we de meest fantastische gerechten voorgeschoteld, waaronder patéachtig rauw gekruid schapenvlees, lever en prachtige aubergines. Ik keek uit op een tafel met zes prachtige exotische jongevrouwen, prinsessen uit sprookjes van duizend en een nachten, met stilettohakken, strakke leren (latex?) broeken en prachtige ogen en wenkbrauwen, om over de rest maar te zwijgen. En als ze dan ook nog zo zinnenprikkelend de waterpijp ter hand nemen... Heerlijk gegeten kortom.
Het is natuurlijk heerlijk om als nietsvermoedende toerist verzeild te raken in de geneugten van het expatleven. Toch vraag ik me af of ik daar voor de langere termijn ook gelukkig van zou worden. Ik hou best van leuke dingen doen en lekker eten, maar het heeft toch allemaal van dat grote-jongensachtige. De mannen van de wereld die weten hoe het allemaal moet en die in het geheel niet gegeneerd zijn om met volle teugen te genieten van het goede leven. Leve de man van de SNV... En er mag natuurlijk best wel wat tegenover staan, dat je in zo'n verweggig land werkt, van je familie en vrienden en Heimat verlaten. Een leuk huis met een leuke tuin en wat bedienend personeel, een zwembad want het is er best warm vaak, een goede school voor de kids, een stoere SUV, een leuk salaris om leuke dingen mee te doen met je expatvrinden. Tsja... Ik ben er nog niet klaar voor, voor het waarachtige expatleven, maar het was lekker om eens van te proeven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten