maandag 7 maart 2011

HECHTING

Als ik het goed heb werd de ov-studentenkaart ingevoerd op 1 januari 1991. Tijdens een van de eerste colleges in dat jaar sprak de docent van dienst ons dan ook toe: "Jullie zijn de eerste groep geografen die gratis kan reizen: naar America, naar Zurich, naar de Krim! En dat allemaal dankzij de Nederlandse overheid! Geografen, maak er gebruik van!" Wij geografen hadden natuurlijk al lang door dat alledrie die plaatsen in Nederland liggen, en dat ze aldus gratis te bereizen waren. Maar de boodschap was helder: als geograaf moest je er op uit, naar plaatsen en regio's, om ze geografisch te duiden! Wij waren de eerste lichting die van dit Sonderangebot gebruik kon maken.

Ik woonde in die tijd in een heel gezellig studentenhuis met een oververtegenwoordiging aan Limburgers. Toen de ov-kaart net was ingevoerd was het natuurlijk uitproberen geblazen. We deden een wedstrijdje wie de dagelijkse boodschappen het verste weg deed. 's Ochtends ging je rustig in de trein zitten met een boekje naar Maastricht, Leeuwarden, Gulpen, Middelburg of noem het maar, daar ging je dan rustig een kopje koffie drinken om vervolgens inkopen te gaan doen bij de lokale supermarkt. Ten bewijze van waar je geweest was moest je eenmaal thuis de kassabon kunnen overleggen. Vijlen was mijn record.
In die eerste maand waren er ook treinfeesten op de nachttreinroute van Rotterdam via Schiphol naar Utrecht. In de rokerscoupés zat het barstensvol drinkende en blowende studenten die in plassen bier dansten rond meegebrachte ghettoblasters die bijkans stuiterden van de herrie die ze uitbraakten. Ondertussen lagen er mensen te pitten in de babagerekken. De ov-kaart maakte prachtige dingen mogelijk. Je was vrij te gaan en te staan waar je wilde, ook om vier uur 's nachts!

Wat ik ook vaak deed was vanuit Utrecht 's ochtends naar Zandvoort, waar je dan een flink stuk strand nam en door de duinen terugliep, zodat je lekker uitgewaaid - dat was soms hard nodig - op het middagcollege arriveerde. Heerlijk! Ook een goed moment voor retrospectie en introspectie, zo'n strandwandeling, bijvoorbeeld over stukgelopen relaties en van die dingen.

Op een van die tochten kwam naast mij een man meelopen, die amechtig probeerde mijn hoge tempo bij te benen om, daardoor behoorlijk buiten adem, een gesprek aan te knopen. Daar was ik niet van gediend. Ik was hier om uit te waaien en de kop te legen, niet om met wildvreemden te gaan ouwehoeren over dingen in het algemeen. Dus deed ik er nog een tandje bij, maar Meeloper klampte aan en deed dat ook. Hij probeerde een gesprek op gang te brengen, ik sprak niet in volzinnen terug maar volstond met woordeloze klanken als hmm-hmm. Het was best een sympathiek mannetje eigenlijk, hij was de goedheid zelve, zonder dat het dat irritante had wat gelovigen kunnen hebben. Hij hield kippen, dat was helemaal zijn ding. Hij was ook niet gek of zo, althans niet op een verkeerde manier. En hij bood me chocola aan, dat sprak ook in zijn voordeel. Van de reep bewaarde hij het netjes glad gestreken aluminiumfolie - dat deed ie altijd - en dat bracht ie dan weg als er een redelijk stapeltje was, waar naartoe weet ik niet. Hij was gescheiden afval-expert en buitengewoon hardnekkig aanklamper. Ik gaf het op en vertraagde mijn tempo, zodat Meeloper rustig kon meelopen en op adem kon komen. Ik begon nu ook echt mee te doen aan het gesprek.

Meeloper was net geopereerd aan kanker aan zijn darmen of prostaat - ik weet dat het onder de gordel was, maar wat het was? Hij vertelde daar in geuren en kleuren over. Zijn vrouw was ook nog bij hem weggegaan. Die had het niet zo op kanker. Hij was er bijzonder dapper mee omgegaan, dat moet worden gezegd.
Bij het 'keerpunt' moesten we een stukje behoorlijk stijl klimmen, in het rulle mulle zand tegen het duin op. Ik liep zonder problemen het duin op, Meeloper bleef achter. Hij schuifelde heel voorzichtig omhoog, voetje voor voetje. Ik ging terug om hem te helpen. Het bleek dat hij bang was dat de hechtingen losgetrokken zouden worden door de rare bewegingen en inspanningen bij de beklimming. Ik kreeg allemaal enge beelden voor mijn ogen van gapende wonden die nog met een paar draadjes verbonden waren. Ik gaf hem een kontje en begeleidde hem heel voorzichtig naar boven. Ik had ineens ook enige wroeging over mijn marstempo waarmee ik hem van me af had proberen te schudden. Bij het afscheid nemen op station Zandvoort moest ik wegkijken om mijn vochtige oogjes niet te tonen. Ach, het had ook best een zandkorrel of de zeewind kunnen zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten