Het zal niemand zijn ontgaan: het motto van de boekenweek is TJIELP TJIELP! De literaire zoo. Niet alleen de vogels, maar alle dieren in de literatuur staan centraal. De afgelopen weken stonden de kranten dan ook bol van geneuzel over de vraag of dieren wel serieus worden genomen in de literatuur en wie de beste schrijvers zijn van dierenliteratuur. Ook werd er flink op los gepsychologiseerd over wat dieren nu eigenlijk denken.
Het wat mij betreft mooiste dierenverhaal dat onder het motto TJIELP TJIELP in de krant stond, komt uit een boek over het lot van dieren in oorlogstijd. Er bleken tijdens WOI duizenden en duizenden vuurvliegjes omgekomen te zijn omdat ze, fijngewreven in een ruwe soldatenhand, hun licht moesten laten schijnen op een smoezelige stafkaart die gelezen moest worden in een nachtelijke loopgraaf. En is er ook maar één standbeeld voor deze fluorescerende helden?
Dieren, ze brengen het slechtste in de mens naar boven. Die hypersensitieve PvdD-achtige zeurpieterij over goudvissen in kommen, ik heb er een hekel aan. Zelfs die langharige PVV-er begint kamervragen te stellen over olifanten die geen afscheid hebben kunnen nemen van een overleden soortgenoot. Voor een man die zijn vrouw slaat en de boel heeft belazerd in V&O vind ik dat iets te veel inlevingsvermogen om serieus te nemen.
Mensen worden zo ongekend fel als het om dieren gaat. Begin november speelde dat hele Rattaplan-verhaal. Rattaplan - die suffe militairen wisten niet eens dat het Rataplan is - was bij leven hond en dé mascotte van de Nederlandse militairen in Uruzgan. Hij werd ernstig ziek en moest worden afgemaakt. En hoe doe je dat in Uruzgan? Nee, niet met een bermbom. Inderdaad, met een geweer. De wereld was te klein. Kamervragen van de PvdD, verhitte reacties op internet, een heus condoleanceregister voor Rattaplan met uiteraard veel meer reacties dan alle omgekomen militairen bij elkaar kregen. In diezelfde week werden er werknemers van een instituut waar dierproeven worden gedaan ernstig bedreigd. Dierenfundamentalisten, vreselijke lui. Zoals alle fundamentalisten eigenlijk. Ach ja, zolang Nederlanders per persoon ruim 88 kilo bio-industrievlees per jaar eten ben ik enorm voor dierproeven. Waarom doen die dierenfascisten daar niets aan?
Maar goed, literatuur en dieren dus... Mijn favoriete dierenboek is de Reuzenperzik. In de categorie fictie dan. Mijn voorkeur gaat echter uit naar non-fictie over dieren. Mijn favoriete dierenboek is en blijft de Eigener dierenencyclopedie, editie 1979. Ik kreeg haar toen ik 10 jaar was en af en toe pak ik haar er weer bij als ik iets wil weten over het een of andere dier. Een prachtig naslagwerk, daar kunnen geen 10 wikipedia’s tegenop. 544 pagina's met duizenden afbeeldingen van dieren, vergezeld door teksten als "Welbekend als aquariumbewoner en laboratoriumdier is de axolotl, een neotenische dwarstandsalamander uit Mexico". Of: "Om de medinaworm te verwijderen, wordt deze aan een kant uit de wond getrokken en op een stokje gewikkeld". Of: "Tapirs worden weliswaar tot de onevenhoevigen gerekend, maar hebben vier tenen aan de voorpoten, waarvan echter de buitenste kleine tenen de grond niet raken".
Het gekke met de Eigener is dat de tekst mij, waar ik het boek ook opensla, bekend voorkomt. Ik moet dat boek echt hebben stukgelezen. Ik vond het reuze fascinerend, die interessante zinnen met gekke woorden en voldongen feiten in overvloed. Niet dat ik alles begreep, maar dat maakte niet uit. Sterker nog: dat was des te beter, dan kon je het zelf invullen.
Zo las ik toen ik nog iets jonger was in Hoe & waarom: Dinosaurussen, dat ergens een paleontoloog nietsvermoedend een tand van een Tyrannosaurus Rex - die toen nog niet uitgevonden was - gebruikte als presse papier. De enige associatie die ik als zevenjarige bij presse papier had was crêpepapier. Het duurde nog tijden voordat mijn idee over de hardheid van de tanden van de T Rex overeen kwam met de keiharde werkelijkheid.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten